H7 Paragraaf 4

H1 Krachten





1.4 kracht in werktuigen
1.5 Krachten en druk
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H1 Krachten





1.4 kracht in werktuigen
1.5 Krachten en druk

Slide 1 - Diapositive

In deze les leer je..
- Wat een hefboom is;
- Welke onderdelen een hefboom heeft;
- Hoe je de krachten en de armen berekent bij een hefboom.
- Hoe je krachten kan verdelen
- Wat de eenheid van druk is
- Hoe je druk groter en kleiner kan maken

Slide 2 - Diapositive

Wat is een hefboom?

Slide 3 - Carte mentale

0

Slide 4 - Vidéo

Hefboom
  • Een hefboom is vaak een langwerpig voorwerp met een draaipunt.
  • Met een hefboom kun je jouw spierkracht omzetten in een grote werkkracht.


Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

Een hefboom heeft in natuurkundige beschrijving de volgende items. Welke hoort er niet bij?
A
Draaipunt
B
Kracht
C
Massa
D
Arm

Slide 7 - Quiz

Hefboom

3 belangrijke punten:

  1. Draaipunt
  2. Aangrijpingspunt van de spierkracht
  3. Aangrijpingspunt van de werkkracht.


Slide 8 - Diapositive

0

Slide 9 - Vidéo

Hefboom

De volgende benamingen zijn belangrijk:


Slide 10 - Diapositive

De arm van de werkkracht is 4x zo klein als die van de spierkracht.
Bij evenwicht is de spierkracht:
A
4x zo groot als de werkkracht
B
4x zo klein als de werkkracht
C
2x zo groot als de werkkracht
D
2x zo klein als de werkkracht

Slide 11 - Quiz

Hefboom
Bij elke hefboom zijn er minimaal 2 armen en 2 krachten aanwezig.
Er geldt:  



Fspierlspier=Fwerklwerk

Slide 12 - Diapositive

Druk
Krachten kun je verdelen.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Druk
druk =      kracht
              oppervlakte
p=AF

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Je kunt op 2 manieren de druk kleiner maken:
1 - door de kracht kleiner te maken
2 - door het oppervlakte te vergroten

Slide 17 - Diapositive

Welke twee dingen heb je nodig om de druk uit te kunnen rekenen?
A
Massa en zwaartekracht
B
Massa en lengte
C
Oppervlakte en zwaartekracht
D
Zwaartekracht en lengte

Slide 18 - Quiz

Wat is de formule voor druk in woorden?
A
Druk = kracht/ oppervlakte
B
Druk = oppervlakte / kracht
C
Druk = kracht x oppervlakte
D
Druk = oppervlakte x kracht

Slide 19 - Quiz

Op welke zijde kan ik de baksteen het beste plaatsen om de hoogste druk uit te oefenen?
A
op de kopse kant
B
Op de platte kant
C
op de strek kant
D
Dat maakt niet uit

Slide 20 - Quiz

Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter

Slide 21 - Quiz

snap je het niet?
* Stel op tijd je vragen
* Bekijk je samenvattingen
* Bekijk de les nogmaals op je gemak
* Bezoek de site www.meneerwietsma.nl voor uitleg films
* maak wat extra opdrachten (online)

Zorg dat je klaar bent voor de toets


Slide 22 - Diapositive