Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
1.1 gericht kijken en luisteren
20
Slide 1 - Diapositive
Er ligt een dode man in een grasveld met naast hem een pakketje. Als het pakketje open was geweest, dan was de man niet dood gegaan. Maar omdat het pakketje nog dicht is, is de man gestorven. Wat zit er in het pakketje?
Slide 2 - Question ouverte
Programma van vandaag
* Bespreken huiswerk 1.1 Gericht luisteren en kijken
* Manieren herkennen bij jezelf
Planning
Doelen
Slide 3 - Diapositive
Luisteren en Kijken H1
1.1 Gericht luisteren en kijken
Slide 4 - Diapositive
1.1 Gericht luisteren en kijken
Geen aandacht bij radio of tv? Dan vergeet je vaak wat er is gezegd.
Als je echt bepaalde informatie wilt, dan zal je gerichter moeten kijken en luisteren.
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Vidéo
Hoeveel passes heb je geteld?
Slide 7 - Question ouverte
Ik heb de gorilla gezien....
Ja
Nee
Waar gaat dit over???
Slide 8 - Sondage
1.1 Gericht luisteren en kijken
Luisteren doe je de hele dag - op verschillende manieren
1) Soms luister en kijk je zonder echt te weten waar het over gaat
2) Soms luister en kijk je gericht waarbij je wacht op bepaalde informatie
3) Slechts een heel klein deel doe je aan: gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 9 - Diapositive
1.1 Gericht luisteren en kijken
Belangrijk om te weten!
Bedenk van tevoren wat je wilt weten.
Let altijd extra goed op het begin. Vaak hoor je dan waar de spreker het over gaat hebben en welke deelonderwerpen achtereenvolgens aan bod komen.
Let tijdens het luisteren op signaalwoorden. Deze woorden wijzen op belangrijke relaties in de (luister)tekst.
Let ook goed op het beeld bij programma’s van tv of internet. Beelden kunnen verduidelijken en geven extra informatie.
Slide 10 - Diapositive
Quiz
Jullie gaan zo een quiz maken. Geef antwoord met je telefoon.
Bepaal bij elke vraag op welke manier je kijkt of luistert.
SUCCES!
Slide 11 - Diapositive
Je wacht op het perron op je trein er wordt een wijziging omgeroepen
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 12 - Quiz
Je krijgt instructie over de ontruiming van het gebouw
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 13 - Quiz
Je kijkt naar het journaal terwijl je de afwas doet
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 14 - Quiz
Je luistert naar het weerbericht voor Europa en je wilt weten wat voor weer het in Portugal wordt
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 15 - Quiz
Tijdens het maken van je huiswerk staat de televisie aan
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 16 - Quiz
De docent leest de data voor waarop jullie projectgroepen moeten presenteren
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 17 - Quiz
Tijdens de ehbo-cursus wordt uitgelegd hoe je moet reanimeren
A
luisteren en kijken zonder echt te weten waar het over gaat
B
gericht luisteren en kijken wachten op bepaalde informatie
C
gericht luisteren en kijken naar alles
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Vidéo
Signaalwoorden
Signaalwoorden zijn woorden die verbanden binnen een (luister)tekst aangeven.
Voorbeeld:
omdat - dan weet je dat er daarna een reden of argument genoemd gaat worden
Leren: blz 208!
Slide 20 - Diapositive
welke signaalwoorden ken je nog?
Slide 21 - Carte mentale
opsomming
tegenstelling
reden/ argument
conclusie
kortom
ten eerste
omdat
want
dus
hoewel
vervolgens
echter
Slide 22 - Question de remorquage
1.1 gericht kijken en luisteren
20
Slide 23 - Diapositive
Je mag driemaal hetzelfde cijfer gebruiken in een optelling waarvan de som twaalf is. Je mag het cijfer 4 niet gebruiken. Welk cijfer gebruik je?
Slide 24 - Question ouverte
Programma van vandaag
* Bespreken huiswerk pagina 116 opdracht 3
* Gericht luisteren en kijken
* gericht kijken luisteren
* herhaling tekstverbanden
Planning
Doelen
Slide 25 - Diapositive
Luisteren en Kijken
1.1 Gericht luisteren en kijken
Slide 26 - Diapositive
Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte?
Slide 27 - Carte mentale
Welke TEKSTDOELEN ken je?
Slide 28 - Question ouverte
Tekst
Informeren
Activeren
Vermaken
Instrueren
Verkiezingsaffiche
Reclame-folder
Handleiding
Gedicht
Krantenartikel
Songtekst
Geboortekaartje
Slide 29 - Question de remorquage
Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
Slide 30 - Quiz
In een tekst over asieldieren beschrijft een schrijver zijn huisdieren, waarvan hij er 2 uit het asiel heeft gehaald en 1 niet. Vervolgens stelt hij zichzelf de vraag: "Zijn asieldieren leukere dieren dan " "niet-asieldieren?"
Op welke manier(en) heeft de schrijver de tekst ingeleid?
A
Beschrijving van de aanleiding + vragen stellen
B
Situatieschets + beschrijving van de aanleiding
C
Beschrijving van de aanleiding + een probleem
D
Situatieschets + vragen stellen
Slide 31 - Quiz
Aan het einde van een tekst staat: dus we gaan nooit meer met de auto op vakantie.
Welke manier van afsluiten heeft de schrijver hier gebruikt?
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Aanbeveling
D
Oplossing
Slide 32 - Quiz
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Ik ben van mening dat we geen vlees meer moeten eten, maar mijn beste vriend denkt daar anders over.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden
Slide 33 - Quiz
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Als jij mijn tas inpakt, koop ik onderweg iets lekkers voor je.
A
Volgorde van tijd
B
Opsomming
C
Voorwaarde
D
Voorbeeld
Slide 34 - Quiz
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op mijn bruiloft.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld
Slide 35 - Quiz
Met welk tekstverband hebben we hier te maken?
We begonnen met tien mensen, toen melden zich er nog eens tien. Nu is ons lokaal te klein.