2.9 ott en vtt werkwoordspelling

2.9 spelling


1. Tegenwoordige tijd (stam+t)
2. Zwakke/sterke werkwoorden in vt  (KoFSCHiP) 
3. Gebiedende wijs 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

2.9 spelling


1. Tegenwoordige tijd (stam+t)
2. Zwakke/sterke werkwoorden in vt  (KoFSCHiP) 
3. Gebiedende wijs 

Slide 1 - Diapositive

De tegenwoordige tijd (OTT)

Werkwoordspelling hoofdstuk 2.9:


Om de tegenwoordig tijd van een werkwoord te kunnen vormen, heb je de STAM van het werkwoord nodig.

Slide 2 - Diapositive

De tegenwoordige tijd (OTT)

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 3 - Diapositive

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit




Kijk maar:

geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 4 - Diapositive

De STAM en de ik-vorm

Dus zijn de stam en de ik-vork NIET hetzelfde:




Kijk maar (stam / ik-vorm):

geloven - en = gelov > geloof

reizen - en = reiz > reis

lopen - en = lop > loop



Slide 5 - Diapositive

De STAM en de ik-vorm
Daarom heeft de stam soms aanpassing nodig om de ik-vorm te krijgen
lop > loop
reiz > reis
verv > verf

Slide 6 - Diapositive

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in
de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 7 - Diapositive

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 8 - Diapositive

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 9 - Diapositive

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsten

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 10 - Diapositive

De verleden tijd (OVT)

Werkwoordspelling hoofdstuk 2.9:


Om de  verleden tijd van een werkwoord te kunnen vormen,
heb je de T KoFSCHiP X nodig.

Slide 11 - Diapositive

Sterke werkwoorden (OVT)

Werkwoordspelling hoofdstuk 2.9:


Kun je op drie manieren vervoegen:

1. Klankverandering

2.  T KoFSCHiP X 

3. Aangepast voltooid deelwoord

Slide 12 - Diapositive

sterke werkwoorden
Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd:
slapen - sliepen
vinden - vonden
krijgen - kregen

Slide 13 - Diapositive

sterke werkwoorden
Weet je niet of het woord op een -d of een -t eindigt? Maak het woord langer.
rijden: reden - reed
schelden: scholden - schold
eten: aten - at
smelten: smolten - smolt

Slide 14 - Diapositive

sterke werkwoorden
Naast de klankverandering eindigt het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en-
winnen-gewonnen
verliezen-verloren
eten-gegeten

Slide 15 - Diapositive

Denk goed na !
Soms lijkt een werkwoord zwak, maar is deze toch sterk.
Welke van deze werkwoorden zijn sterk?

1. een kruisboog spannen
2. een biertje brouwen
3. ik moet hard lachen

Slide 16 - Diapositive

Sterk of zwak?

DENKEN
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 17 - Quiz

tennissen
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord

Slide 18 - Quiz

Schrijf 3 zwakke werkwoord op

Slide 19 - Carte mentale

Filmpje Talent 1.9
Kijk even mee.

Slide 20 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Slide 21 - Diapositive

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden

Voorbeelden

hele ww= Fietsen
Stam      = Fiets
-> Fietste(n

hele ww= Geloven
stam      = Gelov
-> Geloofde(n)

Slide 22 - Diapositive

Verhuizen
Noteer de stam
Noteer de vt van 'ik'

Slide 23 - Carte mentale

Verven
Noteer de stam
Noteer de vt van 'hij'

Slide 24 - Carte mentale

Lozen
Noteer de stam
Noteer de vt van 'jij'

Slide 25 - Carte mentale

Zeven
Noteer de stam
Noteer de vt bij 'het meisje'

Slide 26 - Carte mentale

Alle tijden in een stroomschema:

Slide 27 - Diapositive

Welk woord is hier de persoonsvorm?
De hond wordt door de buurman uitgelaten.

Slide 28 - Question ouverte

kleven (vt)
De stickers […] aan het raam.

Slide 29 - Question ouverte

Faxen (vt)
De meeste bedrijven [...] niet meer met hun klanten.

Slide 30 - Question ouverte

Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 31 - Quiz

Sterk of zwak?
verhuizen
A
sterk
B
zwak

Slide 32 - Quiz

Wij verhui....... (vt) vroeger met regelmaat.

Slide 33 - Question ouverte

Appeltje eitje?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Sondage