Lezen blok 1 2bk

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1,2

Lezen blok 1

Leesdoel

Als jij een tekst leest, heb je daarbij een doel.

Bijvoorbeeld:

Je leest een tekst over het verzorgen van egels, omdat je een egel als huisdier wilt. Je wilt dus meer weten over de verzorging van egels.

Tekstdoel

De schrijver had ook een doel, toen hij de tekst schreef.

Je begrijpt de tekst beter, als je weet wat het doel is.

Bijvoorbeeld:

Een supermarkt wil chocolade verkopen en schrijft daarom over chocolade in zijn reclamefolder.

Je leest een boek, omdat je dit leuk vindt. Dit is een:

1. leesdoel
2. tekstdoel

Je typt een appje aan je moeder om te laten weten hoe laat je thuis bent. Dit is een:

1. leesdoel
2. tekstdoel

Tekstdoelen

Je kent vijf verschillende tekstdoelen.

Informeren: de schrijver wil je iets nieuws vertellen.

Overhalen: de schrijver wil je aansporen om iets te doen.

Amuseren: de schrijver wil je vermaken.

Uitleggen: de schrijver wil je iets uitleggen.

Overtuigen: de schrijver wil zijn mening geven en uitleggen waarom dat die mening waar is.

Het tekstdoel van een stripboek is meestal:

1. informeren
2. overhalen
3. amuseren

Het tekstdoel van je rooster is:

1. informeren
2. overhalen
3. amuseren

Het tekstdoel van een reclamefolder is:

1. informeren
2. overhalen
3. amuseren

Leesmanieren

Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen.

Verkennend: lees de eerste en laatste regels van elke alinea, zo weet je waar de tekst over gaat.

Grondig lezen: lees de tekst om hem helemaal te begrijpen.

Zoekend lezen: doorzoek de tekst op zoek naar een antwoord.

Waar gaat deze tekst over denk je?
Lees verkennend.

Tekstsoort

Bij ieder tekstdoel, hoort een tekstsoort. 

Informeren -> informerende tekst

Overhalen -> aansporende tekst

Amuseren -> amuserende tekst

Uitleggen -> uitleggende tekst

Overtuigen -> overtuigende tekst

Tekstvorm

Onder iedere tekstsoort, vallen verschillende tekstvormen. 

Informerende tekst: nieuwsbericht, encyclopedie

Aansporende tekst: advertentie, poster van een open dag

Amuserende tekst: spannend verhaal, songtekst

Uitleggende tekst: recept, tekst in schoolboek

Overtuigende tekst: betoog, column

Opbouw

Onderwerp: omschrijf in een paar woorden waar de tekst over gaat.

Deelonderwerp: het onderwerp van een kleiner stukje in de tekst.

Alinea: klein stukje tekst in een grote tekst.

Tussenkopje: titel van een alinea.

Ik snap deze stof.

😒🙁😐🙂😃