het delend lidwoord

het delend lidwoord
Doel: ik ken de verschillende vormen van het delend lidwoord 
Ik ken de regels omtrent het gebruik van het delend lidwoord
Ik ken de uitzonderingen omtrent de lidwoorden
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

het delend lidwoord
Doel: ik ken de verschillende vormen van het delend lidwoord 
Ik ken de regels omtrent het gebruik van het delend lidwoord
Ik ken de uitzonderingen omtrent de lidwoorden

Slide 1 - Diapositive

Herhaling lidwoorden
In het NL kennen wij twee groepen lidwoorden: 
1. het bepaald lidwoord: het/de
2. het onbepaald lidwoord: een

Slide 2 - Diapositive

DE of HET
De of Het kunnen wij in het FR vertalen met le, la , l' of les

le -> het zelfstandignaamwoord (ZNW) = mannelijk enkelvoud 
la -> het ZNW = vrouwelijk enkelvoud 
l'-> als het ZNW enkelvoud is én het begint met een klinker of stomme h veranderen le en la in l' (klinkerbotsing)
les -> het ZNW = meervoud (eindigt vaak op een s of x)

Slide 3 - Diapositive

EEN
Een kunnen wij in het FR vertalen met un, une of des
un -> het ZNW = mannelijk enkelvoud 
une -> het ZNW = vrouwelijk enkelvoud 
des -> het ZNW = meervoud 

! des heeft geen vertaling in het Nederlands! 
un garçon = een jongen maar des garçons = jongens (zonder lidwoord)

Slide 4 - Diapositive

Het delend lidwoord
Naast deze twee soorten lidwoorden is er nog 1 soort over: het delend lidwoord. 
Wanneer is er sprake van het delend lidwoord in het Frans? 
Wanneer je in het NL geen lidwoord gebruikt voor een ZNW dan ben je verplicht om in het FR een delend lidwoord te gebruiken.

Slide 5 - Diapositive

De vormen 
du -> het ZNW = mannelijk enkelvoud 
de la -> het ZNW = vrouwelijk enkelvoud 
de l' -> het ZNW begint met een stomme h of een klinker
des -> het ZNW = meervoud 

la viande = het vlees 
NL: Ik eet vlees                                                         
FR: Je mange de la viande. 

hier moet ik een delend lidwoord gebruiken want er staat geen in het NL.

NL: Ik eet het vlees. 
FR: Je mange la viande. 
! let op: deze zin is grammaticaal correct puur om het verschil met hierboven te illustreren! 

Slide 6 - Diapositive

Toepassing
Wanneer is er sprake van het delend lidwoord in het Frans?

Wanneer je in het NL geen lidwoord gebruikt voor een ZNW dan ben je verplicht om in het FR een delend lidwoord te gebruiken.

Slide 7 - Diapositive

Uitzonderingen + regels lidwoorden
Let goed op dat sommige regels elkaar uitsluiten. Hieronder enkele belangrijke uitzonderingen en regels omtrent de FRANSE lidwoorden: 
1. Na de werkwoorden aimer, détester, adorer, préférer moet je le, la, l'of les gebruiken. Ook als er geen lidwoord voor het ZNW staat. 
                J'aime la viande = Ik hou van vlees

Slide 8 - Diapositive

Uitzonderingen + regels lidwoorden
Let goed op dat sommige regels elkaar uitsluiten. Hieronder enkele belangrijke uitzonderingen en regels omtrent de FRANSE lidwoorden: 
1a. Na een ontkenning met adorer, préférer, détester, aimer moet je alsnog le, la, l' of les gebruiken. 
Je n'aime pas la viande = Ik hou niet van vlees. 

Slide 9 - Diapositive

Uitzonderingen + regels lidwoorden
Let goed op dat sommige regels elkaar uitsluiten. Hieronder enkele belangrijke uitzonderingen en regels omtrent de FRANSE lidwoorden: 
2. Na een ontkenning moet je un, une of des veranderen in de of d'
Il a un frère = hij heeft een broer 
Il n'a pas de frère = hij heeft geen broer

Slide 10 - Diapositive

Uitzonderingen + regels lidwoorden
Let goed op dat sommige regels elkaar uitsluiten. Hieronder enkele belangrijke uitzonderingen en regels omtrent de FRANSE lidwoorden: 
3. Na een ontkenning moet je du, de la, de l' of des veranderen in de of d'
Il mange du fromage = hij eet kaas 
Il ne mange pas de fromage = hij eet geen kaas

Slide 11 - Diapositive

Uitzonderingen + regels lidwoorden
Let goed op dat sommige regels elkaar uitsluiten. Hieronder enkele belangrijke uitzonderingen en regels omtrent de FRANSE lidwoorden: 
4. Na een woord van hoeveelheid veranderen du, de la, de l' of des  in de of d'
Il mange beaucoup  de poulet = hij eet veel kip 

Slide 12 - Diapositive

wat zijn woorden van hoeveelheid in het FR?
1. beaucoup = veel 
2. assez = genoeg 
3. trop = veel 
4. une bouteille = een fles 
5. une tasse = een kopje 
6. un kilo = een kilo / 2 kilo = 2 kilo ....etc.
7. un peu = een beetje 


Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Oefening: Gebruik de juiste delend lidwoorden. Let op de uitzonderingen!
1. Nous préférons ............ pizza (v)  que ..........légumes. 
2. Tu mages trop ............... chocolat. 
3. Ma mère achètait toujours ................. poisson (m), ............... fromage (m) et .................. confiture. 
4. Vous n'avez jamais bu ...........alcol? 
5. Elle adore beaucoup ...................... glace chez Via Via au centre-ville. 
6. Je te dis que je n'ai pas ........................... argent ! 
7.  Elles doivent manger un peu plus ......................fruits. 
8. Tu as acheté ............................ épinards et ......................................lait (m)? 

Slide 15 - Diapositive

antwoorden
1. Nous préférons la pizza (v) que les légumes.
2. Tu mages trop  de chocolat.
3. Ma mère achètait toujours du poisson (m), du fromage (m) et de la confiture.
4. Vous n'avez jamais bu d'alcool?
5. Elle adore beaucoup la glace chez Via Via au centre-ville.
6. Je te dis que je n'ai pas d'argent !
7. Elles doivent manger un peu plus des fruits.
8. Tu as acheté des épinards et  du lait (m)? 

Slide 16 - Diapositive