Beeldspraak - vergelijking, metafoor, personificatie

Beeldspraak

Vergelijking - metafoor - personificatie - metoniem

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Beeldspraak

Vergelijking - metafoor - personificatie - metoniem

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel

Aan het eind van de lessenserie kun je:

- beeldspraak herkennen

- beeldspraak benoemen



Slide 2 - Diapositive

Wat is beeldspraak?
timer
1:00

Slide 3 - Question ouverte

Waarom is het belangrijk om beeldspraak te herkennen?
timer
1:00

Slide 4 - Question ouverte

Vormen van beelspraak

- vergelijking

- metafoor

- personificatie

- metoniem

Slide 5 - Diapositive

Wat is een vergelijking?

Slide 6 - Question ouverte

Vergelijking

Bij een vergelijking vergelijk je twee
dingen (object en beeld) met elkaar.








Slide 7 - Diapositive

Voorbeelden van vergelijkingen

Hij (object) is zo rood als een kreeft (beeld) geworden door de zon.

Hij wordt vergeleken met een kreeft

Jouw kamer(object) lijkt wel een zwijnenstal (beeld).

Jouw kamer wordt vergeleken met een zwijnenstal.

Slide 8 - Diapositive

Metafoor

Een metafoor lijkt op een vergelijking,
alleen staat het object nu niet meer in de zin, maar alleen het beeld.


Slide 9 - Diapositive

Voorbeelden metafoor

Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier.


Zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt om aan te geven dat het een grote troep is.

Wat er precies een troep is, staat nu niet in de zin.





Dat
schaap(beeld) heeft zich laten beetnemen.



Dat
schaap staat voor een dom persoon. Wie het precies is, staat niet in de zin.



Slide 10 - Diapositive

Personificatie

Met een personificatie geef je een
menselijke eigenschap aan
iets dat geen mens is.


Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden personificatie

Zachtjes fluisteren de bomen haar naam.

Bomen kunnen niet fluisteren, dat is een menselijke eigenschap.


Soms
lacht de toekomst je toe.



De
toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.




Soms
lacht de toekomst je toe.



De
toekomst kan niet lachen, dat is een menselijke eigenschap.

Slide 12 - Diapositive

Metoniem
Je zegt dan niet meteen wat je bedoelt, maar je gebruikt een woord dat daar mee samenhangt. Het object en beeld komen maar deels overeen. Bekende categorieën:
deel - heel
materiaal -voorwerp

Slide 13 - Diapositive

Voorbeelden metonymia
- Hee buschauffeur, de hele bus moet pissen
- Ik heb dit weekend lekker op de ijzers gestaan
- Jongens en meisjes, ga in de rij staan, ik ga even de neuzen tellen

Slide 14 - Diapositive

Papier is geduldig
timer
0:15
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
Metoniem

Slide 15 - Quiz

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Metoniem

Slide 16 - Quiz

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
timer
0:15
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Metoniem

Slide 17 - Quiz

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Metoniem

Slide 18 - Quiz