Grammatica zinsdelen onderwerp

Grammatica zinsdelen


onderwerp


1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen


onderwerp


Slide 1 - Diapositive

Grammatica zinsdelen
Het onderwerp
Lesdoelen
1. Je weet wat een onderwerp van een zin is.
2. Je kent twee manieren om het onderwerp te vinden in een zin.
3. Je weet dat de persoonsvorm en het onderwerp bij elkaar horen.
4. Je kunt het onderwerp vinden in een zin.

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 3 - Quiz

Mijn oudste broer kijkt heel vaak naar Netflix.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 4 - Question ouverte

Mijn ouders zouden graag op vakantie willen.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 5 - Question ouverte

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.
- heeft ALTIJD hetzelfde getal als de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 


Slide 6 - Diapositive

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 7 - Diapositive

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Gelukkig ruimde Sjoerd zijn spullen meteen op.

Slide 9 - Question ouverte

persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
eet
Piet
vallen
de stoel
de hond
sliep
de rozen
bloeide

Slide 10 - Question de remorquage

Lastigere gevallen

In sommige zinnen is het moeilijker om het onderwerp te vinden:
   Wie heeft zijn bord niet in de vaatwasser gezet?
 
'Wie' verwijst wel naar een mens, bijvoorbeeld: 
    Sjaak heeft zijn bord niet in de vaatwasser gezet.

Wie = het onderwerp




Slide 11 - Diapositive

Lastigere gevallen


  1. De 
  2. De  
  3. In


Slide 12 - Diapositive

Ik kan het onderwerp in de zin vinden.
-310

Slide 13 - Sondage