Comparaisons AG3 Stroeve

Les comparaisons
Cet homme est plus fâché que moi!!!!!


1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Les comparaisons
Cet homme est plus fâché que moi!!!!!


Slide 1 - Diapositive

Je zag zojuist de zin"Cet homme est plus fâché que moi". Wat zou deze zin betekenen?
A
Deze man is knapper dan ik.
B
Deze man is minder knap dan ik.
C
Deze man is bozer dan ik.
D
Deze man is minder boos dan ik.

Slide 2 - Quiz

Het juiste antwoord op de vorige vraag was dus:
Deze man is bozer dan ik.
In het Nederlands noemen we dit een vergelijking.
Denken jullie nu eens na over andere vergelijkingen.....

Slide 3 - Diapositive

Geef eens een voorbeeld van een vergelijking in het Nederlands.

Slide 4 - Question ouverte

Vergelijkingen in het Frans:
In het Frans maak je een vergelijking op de volgende manier:
MOINS / AUSSI / PLUS + bijvoeglijk naamwoord + QUE

Of je MOINS / AUSSI of PLUS moet gebruiken, hangt af van de vergelijking die je wilt maken.

Slide 5 - Diapositive

AUSSI=EVEN(VEEL)
Je gebruikt het woord AUSSI wanneer je wilt zeggen dat iets EVEN(VEEL) is. 
Bijvoorbeeld: De jurk is EVEN mooi als de broek. 
La jupe est AUSSI jolie que le pantalon.

Slide 6 - Diapositive

MOINS= MINDER
Je gebruikt het woord MOINS wanneer je wilt zeggen dat iets MINDER is.
Bijvoorbeeld: De jurk is MINDER mooi dan de broek.
La jupe est MOINS jolie que le pantalon.

Slide 7 - Diapositive

PLUS=MEER
Je gebruikt het woord PLUS wanneer je wilt zeggen dat iets MEER is. Let wel op dat we het woord MEER in het Nederlands direct verwerken in het bijvoeglijk naamwoord.
Bijvoorbeeld: De jurk is mooier dan de broek. 
La jupe est PLUS jolie que le pantalon.

Slide 8 - Diapositive

OK,...nu jullie.
Wat betekent de zin: Sa maison est plus grande que la maison de Paul.
A
Zijn huis is kleiner dan het huis van Paul.
B
Zijn huis is groter dan het huis van Paul.
C
Zijn huis is even groot als het huis van Paul.
D
Zijn huis is mooier dan het huis van Paul.

Slide 9 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord


Let op dat je het bijvoeglijk naamwoord in de vergelijking aanpast aan het zelfstandig naamwoord.

Hoe doe je dat ook alweer??

Slide 10 - Diapositive

Wat is het juiste antwoord: De Eiffeltoren is hoger dan de Sacré Coeur.
A
La Tour Eiffel est plus haute que le Sacré Coeur.
B
La Tour Eiffel est plus hautes que le Sacré Coeur.
C
La Tour Eiffel est plus haut que le Sacré Coeur.
D
La Tour Eiffel est plus hauts que le Sacré Coeur.

Slide 11 - Quiz

Hopelijk hebben jullie allemaal:
HAUTE ingevuld.
Denk aan de regels van het bijvoeglijk naamwoord:
"e" erachter wanneer het ZN vrouwelijk enkelvoud is
"-" erachter wanneer het ZN mannelijk enkelvoud is
"s"erachter wanneer het ZN mannelijk meervoud is
"es" erachter wanneer het ZN vrouwelijk meervoud is

Slide 12 - Diapositive

Let op: 
Wanneer er achter het woordje "QUE" een woord met een klinker of "stomme h" komt, schrijf je "QU'"
Voorbeeld:
La Tour Eiffel est plus grande qu'un immeuble.

Slide 13 - Diapositive

Let nog een keer op...
Het woord BETER is in het Frans MEILLEUR (e) (s)
Voorbeeld:
Ce livre est meilleur que cette magazine.
(Dit boek is beter dan dit tijdschrift)

Cette magazine est meilleure que ce livre.
(Dit tijdschrift is beter dan dit boek) 

Slide 14 - Diapositive

Nu jullie weer..
La piscine de Jean est (petit,-) ………… celle de Pierre.
A
plus petit que
B
moins petit que
C
plus petite que
D
moins petite que

Slide 15 - Quiz

Ma mère est (petit, +/-)……………...ma tante.
A
plus petit que
B
aussi petite que
C
aussi petit que
D
moins petite que

Slide 16 - Quiz

Le footballeur est (bon, +) …………………..l'entraîneur.
A
plus bon que
B
meilleure que
C
meilleur que
D
moins bon que

Slide 17 - Quiz

Mateo est (groter dan)…………………………….. Bouke .

Slide 18 - Question ouverte

Ma jupe est ( mooier dan) ……………...la jupe de ma soeur.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Quelle phrase est correcte?
A
Lisa et Anne sont les plus beaux filles.
B
Lisa et Anne sont les filles les plus belles.
C
Lisa et Anne sont les plus belles filles.
D
Lisa et Anne sont les plus beaux filles.

Slide 25 - Quiz

De interessantste boeken
A
Les livres les plus intéressants
B
Le livre le plus intéressant
C
La livre la plus intéressants

Slide 26 - Quiz

Het grootste huis van het dorp
A
Le plus grand maison du village.
B
Les plus grandes maison du village.
C
La plus grande maison du village.

Slide 27 - Quiz

Quelle phrase est correcte?
A
Olivier est l'élève le plus bavard de la classe.
B
Olivier est le plus bavard élève de la classe.
C
Olivier est le plus bavarde élève de la classe.
D
Olivier est l'élève la plus bavarde de la classe.

Slide 28 - Quiz

Mes parents sont (de aardigste) du monde entier. (sympa)

Slide 29 - Question ouverte

Tekst
st
Au revoir!

Slide 30 - Diapositive