Woorden3-1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Goedemorgen!

• Telefoon in de bak
• Jas op de gang
• Boek, laptop en pen op tafel

Lezen 

Wat gaan we doen? 

• Lesdoel  Woordenschat Hoofdstuk 3 
• Woordenschat H3 theorie en opdrachten
• Evaluatie les
  
• Afsluiten

Voorvoegsel

Er zijn woorden met een stukje ervóór, 

dat is een voorvoegsel.

Dus:

onaardig betekent niet aardig

Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Nakijken opdrachten Woordenschat

Opdracht 1

1 verkeerd gedraagt

2 niet verstandig

3 opnieuw bouwen

4 zonder te stoppen

5 slechte smaak

6 buurman van vroeger, vroegere buurman

7 wedstrijd tussen twee landen

Nakijken opdrachten Woordenschat

Lezen tekst 1 - bladzijde 106 

Opdracht 2

1 keuzes = dingen die je kiest

besteed = gebruik voor

bewust = als je heel goed weet dat je het doet/met opzet

in de gaten hebt = merkt

producten = dingen die gemaakt zijn

2 Je geeft geld uit zonder dat je het merkt.

3 abonnement + geld

Nakijken opdrachten Woordenschat

Opdracht 2

4 Abonnementsgeld is geld dat je betaalt voor een abonnement (voor bijvoorbeeld een tijdschrift of je telefoon)

5 uitgaven die niet moeten, die je voor je plezier doet, die je voor leuke dingen doet (uitgaven die mogen)

6 een verkeerde koop

Zelfstandig aan het werk

Ga verder met opdracht 6 t/m 9

Klaar? Vraag een antwoordblad

Ga daarna naar Magister - Cram

Daarna: NUMO - Taken - Voorvoegsels

Heb je een vraag?

Steek je vinger op.

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?

Tot de volgende les!

Instructie filmpje

Wat betekent
onmisbare

1. niet te missen
2. gemiste

Wat betekent
interregionaal

1. in de regio's
2. tussen regio's

Lesdoelen hoofdstuk 3  Woordenschat

• Ik  weet de betekenis van veelvoorkomende voorvoegsels.
• Ik kan de betekenis van woorden vinden met behulp van voorvoegsels.

Klassikaal nakijken

Opdracht 1 t/m 5 vanaf blz. 105

Nakijken opdrachten Woordenschat

Opdracht 3

1 munten en bankbiljetten

2 minder uitgeven

3 hoogstens 5 euro

4 ja

5 te weinig geld

6 je moet iets bestellen

7 zeker

Nakijken opdrachten Woordenschat

Opdracht 4

1 Op deze site kun je verschillende producten met elkaar vergelijken.

2 De ober vroeg: ‘Mag ik u een drankje aanbieden?’

3 Hoe voorkom jij dat je te veel geld uitgeeft?

4 Je kunt elke euro maar één keer uitgeven.

5 Weet jij wat het maximale aantal deelnemers aan het toernooi is?

6 De fans van de zanger waren massaal naar het hotel gekomen waar hij logeerde.

7  De jury was heel positief over het optreden van Jamie.

Opdracht 5

.