Franse les havo 2 vrijdag 22 november voor PW aan

B
O
N
J
O
U
R

H2
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

B
O
N
J
O
U
R

H2

Slide 1 - Diapositive

22 novembre 2024

Slide 2 - Diapositive

interro

Slide 3 - Diapositive

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Herhaling!

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Vidéo

Schema

mijn
jouw
haar/zijn

ons/onze
uw/jullie
hun


mannelijk
mon
ton
son

notre
votre 
leur
vrouwelijk
ma
ta
sa

notre
votre
leur
meervoud
mes
tes
ses

nos
vos
leurs

Slide 6 - Diapositive

Let op klinkerbotsing en stomme h!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is EN begint met een klinker of stomme h, dan gebruik je mon, ton, son.
Julie est mon amie.
C'est mon histoire.

Slide 7 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord (mon/ma/mes) wordt bepaald door:
A
Of de persoon een man, vrouw of meerdere personen zijn
B
Of het werkwoord m/v/mv is
C
Of het zelfstandig naamwoord m/v/mv is
D
Dat ligt aan de vertaling van het woord.

Slide 8 - Quiz

Wat is het bezittelijk
voornaamwoord op
het plaatje?

Slide 9 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (mijn) frère
A
mon
B
ma
C
son
D
sa

Slide 10 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (mijn) tante
A
ma
B
ta
C
mon
D
son

Slide 11 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (jouw) mère
A
ton
B
ta
C
son
D
sa

Slide 12 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 13 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (hun) appartement
A
sa
B
leur
C
son
D
leurs

Slide 14 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (onze) grands-parents
A
nos
B
notre
C
vos
D
votre

Slide 15 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord uit de 4 opties.

_________ (haar) organisation (v)
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 16 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord:
... cousine (mijn)

Slide 17 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord:
... frère (haar)

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) père

Slide 19 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord:
... devoirs (hun)

Slide 20 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord:
... devoirs (mijn)

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn/haar) amie

Slide 22 - Question ouverte

het bezittelijk voornaamwoord.

(uw)… amis

Slide 23 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord:
... soeur (zijn)

Slide 24 - Question ouverte

Wat ken je nog het minst goed voor het PW?
A
Woordjes
B
Zinnen
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Passé Composé

Slide 25 - Quiz

passé composé avoir
Il a mangé

Slide 26 - Diapositive

Le passé composé (avoir)
ai
as
a
a
avons
avez
ont
ont
j'
tu
il
elle
nous
vous
ils
elles
PARLÉ
DANSÉ
DONNÉ

ik heb gepraat
Jij hebt gedanst
Hij heeft gegeven

Slide 27 - Diapositive

Merci & au revoir

Slide 28 - Diapositive