Formuleren - verwijswoorden, zinnen begrenzen, ambiguïteit

Verwijswoorden
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Verwijswoorden

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden
Een tekst is saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt.
Het is beter om wat variatie aan te brengen.
Maak daarom af en toe een samengestelde zin en gebruik verwijswoorden.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden
Voorbeeld:
Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend.

beter: Max is blij. Hij heeft 8 euro verdiend.


ook goed: Max is blij, want hij heeft 8 euro verdiend.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn verwijswoorden.
Ezelsbruggetje:
  • dezE en diE gebruik je bij dE-woorden.

  • diT en daT gebruik je bij heT-woorden.



Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 8 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

 Ambiguïteit
Dubbelzinnigheid

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is Ambiguïteit?
Ambiguïteit betekent dat een zin op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden. 

Het kan ontstaan door homoniemen (woorden met dubbele betekenissen), dubbelzinnige woordgroepen, meerdere ontledingsmogelijkheden en/of onduidelijke verwijzingen.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 1: Dubbelzinnige Woordbetekenissen
Scapino, je loopt gewoon binnen

'Binnenlopen' kan betekenen 'betreden' 
of 'financieel succes boeken'.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 2: Dubbelzinnige Woordgroepen
In de gang hangt een foto van Janet

Dit kan betekenen: 
1) de foto die Janet heeft gemaakt; 
2) de foto waarop Janet is afgebeeld; 
3) de foto waarvan Janet de eigenaar is.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 3: Meerdere Ontledingsmogelijkheden
Pepijn geeft Alysa een cadeau. 

Deze zin kan je op twee manieren ontleden met aan:
1) Pepijn (ow) geeft aan Alysa (mv) een cadeau.
                          Pepijn geeft aan Alysa een cadeau. 
2) Alysa (ow) geeft aan Pepijn (lv) een cadeau. 
                          Aan Pepijn geeft Alaysa een cadeau. 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 4: Onduidelijke Verwijzing
Dylan vroeg Igor en zijn vriendin mee naar het zwembad. 

Het woord 'zijn' verwijst onduidelijk: om wiens vriendin gaat het? 

Om de vriendin van Dylan of die van Igor? 

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar zit de ambiguïteit?
De van moord beschuldigde verdachte luisterde geboeid naar de rechter.

Slide 17 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Verwijder ambiguïteit. Maak twee zinnen
met verschillende betekenissen:
"Gideon laat de docent weten dat zijn handschrift onleesbaar is."

Slide 18 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Wat voor ambiguïteit zit in deze zin?
"Mariëlle vertelde Roxy dat Bas al een poosje smoorverliefd op haar was."
A
Homoniem
B
woordgroep met meerdere betekenissen
C
Meerdere ontleding
D
Onduidelijke verwijzing

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leestekens

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kloppen de leestekens?
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke kloppen de leestekens?
A
Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan?
B
Als jullie klaar zijn, mogen jullie gaan!

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe moeten de zinnen verbeterd worden?
Ik wilde naar het park gaan. Maar het begon te regenen.

Ze studeert hard voor haar examen. Zodat ze een goede cijfer kan halen.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe moeten de zinnen verbeterd worden?
De zon schijnt vandaag, zullen we naar het strand gaan.

We kunnen naar de film gaan, we kunnen thuis een spelletje spelen.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions