V1 Unité 2 - Grammaire II (bezittelijk voornaamwoord)

 le 19 november 2024
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

 le 19 november 2024

Slide 1 - Diapositive

Quelle est la date d'aujourd'hui ? On est/Nous sommes le...

Comment ça va aujourd'hui?


lundi
mardi 
mercredi
jeudi
vendredi
samedi 
dimanche
janvier
février
mars
avril
mai
juin
juillet
aout 
septembre
octobre
novembre
décembre
Je suis le mouton numéro ........ parce que + reden

Slide 2 - Diapositive

Le programme:
1. Nakijken ex. 17,18,20 en 22
2. Aantekening bezittelijk voornaamwoord
3. Au travail

Slide 3 - Diapositive

Leerdoel: 
- aan het einde van de les ken ik het bezittelijk voornaamwoord
- aan het einde van de les kan ik het bezittelijk voornaamwoord toepassen in een Franse zin.


Slide 4 - Diapositive

Focusleren
Apprendre 5 blz 64
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Voorbeelden van het
bezittelijk voornaam-
woord in het NL

Slide 6 - Carte mentale

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (1)
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 




De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)
       Maxime is mijn zus - Maxime est ma soeur (v.ev)

Slide 7 - Diapositive

Unité 2: het bezittelijk voornaamwoord (2)
Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 
                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 
mijn adres  : wel : mon adresse  ---Dus niet  ma adresse 

Slide 8 - Diapositive

Hoe onthoud je deze woorden?
mijn                          = mon-ma-mes
jouw   (jij=tu)         = ton-ta-te         
zijn/haar   (z/s)     = son-sa-se        

Meervoudswoorden eindigen op een -s.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'mijn'?

Slide 11 - Question ouverte

Welke drie vertalingen zijn er in het Frans voor 'zijn/haar'?

Slide 12 - Question ouverte

Naar welk woord in de zin moeten we kijken om de goede vorm van het bez. vnw. te bepalen?

Slide 13 - Question ouverte

(Zijn) copine habite à Bordeaux
A
ma
B
sa
C
son
D
mon

Slide 14 - Quiz

(Jouw) ordinateur est sur le bureau?
A
ton
B
mon
C
son
D
ta

Slide 15 - Quiz

(Haar) parents habitent en ville
A
mes
B
tes
C
sa
D
ses

Slide 16 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
1. _________ (mijn) père
2. _________ (zijn) mère
        3. _________ (jouw) parents
  4. _________ (haar) école
                 5. _________ (zijn) grande-mère
6. _________ (mijn) amie

timer
5:00

Slide 17 - Diapositive

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes:
1. _mon____ (mijn) père
2. _sa______ (zijn) mère
   3. tes____ (jouw) parents
 4. son_____ (haar) école
                   5. _sa______  (zijn) grande-mère
6. _mon___(mijn) amie

Slide 18 - Diapositive

Les devoirs
Faire: ex. 16A t/m D
Apprendre: apprendre 1 t/m 7

Slide 19 - Diapositive