15. Thema 2, week 2 Les 9 spreek en schrijftaal

Geachte leerlingen.
Vandaag zal ik u wederom belasten met een fraaie taalles.


1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Geachte leerlingen.
Vandaag zal ik u wederom belasten met een fraaie taalles.


Slide 1 - Diapositive

lesdoel
Ik weet wat het verschil tussen spreektaal en schrijftaal is.

Slide 2 - Diapositive

Luister goed, ik lees voor.
Vandaag heb ik geconverseerd met de directeur. Hij concludeerde dat alle leerlingen subliem hebben gepresteerd. Desalniettemin deelde hij mede dat bij het schooljaar tot op heden enkele kanttekeningen geplaatst kunnen worden. Zo hebben jullie reeds verscheidene vakanties gehad. De directeur gaf aan dat hij jullie afwezigheid op die momenten betreurt.’

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Welke zin staat in spreektaal?
A
Ik heb een griepje.
B
U bent besmet met een virus.
C
Wij verwijzen u door naar de arts.

Slide 6 - Quiz

Spreektaal of schrijftaal?
A
spreektaal
B
schrijftaal

Slide 7 - Quiz

Spreektaal of schrijftaal?
A
spreektaal
B
schrijftaal

Slide 8 - Quiz

Spreektaal of schrijftaal?
A
spreektaal
B
schrijftaal

Slide 9 - Quiz

SCHRIJFTAAL
SPREEKTAAL

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

Schrijftaal
Gaarne ontvang ik van u een reactie.
*
Ik hoop u spoedig te ontmoeten.
*
Dankzij de voortreffelijke actie van Myra, kunnen we onze koers voortzetten.
*
Gezien de actuele situatie, zijn wij genoodzaakt de zaak te seponeren.
Spreektaal
Heel tof dat we vanavond pitten in de boomhut.
*
Hoe gaattie?
*
Wanneer komen ze nou?
*
Doei!

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

aangenaam
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 15 - Quiz

eventueel
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 16 - Quiz

lijp
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 17 - Quiz

meissie
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 18 - Quiz

ongetwijfeld
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 19 - Quiz

dimmen
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 20 - Quiz

toename
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 21 - Quiz

cool
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 22 - Quiz

voortdurend
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 23 - Quiz

goeie
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 24 - Quiz

bij voorbaat
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 25 - Quiz

Duhh, ze appt niet terug!
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 26 - Quiz

Duhh, ze sms't niet terug!
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 27 - Quiz

U en uw gezelschap zijn derhalve welkom.
A
Spreektaal
B
Schrijftaal

Slide 28 - Quiz

Deze auto met energiezuinige motor en milieukenmerk wordt vaak verkocht.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 29 - Quiz

Ja hallo, da's geen stijl, vertrekt de trein vlak voor haar neus!
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 30 - Quiz

Nou eh, ik weet niet zeker, of eh, ik dit wel leuk vind.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 31 - Quiz

Tijdens het overleg met de leerlingenraad maakt Jolien aantekeningen.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 32 - Quiz

Misschien kan het geen kwaad als je eens iets vaker oplet tijdens de uitleg.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 33 - Quiz

Zou Joost even snel wegrijden, ging hij zo floer onderuit en klatsj met z'n snufferd op de stoep.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 34 - Quiz

Tja, weet je, ik zou net naar haar toegaan, toen Brian eraan kwam en toen kon ik eigenlijk niet meer bellen, maar dat had ik wel moeten doen, dus.
A
schrijftaal
B
spreektaal

Slide 35 - Quiz

Welke zin staat in schrijftaal?
A
B
C

Slide 36 - Quiz

Welke zin staat in schrijftaal?
A
B
C

Slide 37 - Quiz

Welke zin staat in schrijftaal?
A
B
C

Slide 38 - Quiz

Welke zin staat in schrijftaal?
A
B
C

Slide 39 - Quiz

Aan de slag
Thema 2 week 2 les 9

Eerst opgave 3
Dan opgave 2
Daarna 10 x Plussen

Slide 40 - Diapositive