Op welke plek van het netvlies moet het licht vallen/samenkomen?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Vaatvlies
D
Hoornvlies
Slide 4 - Quiz
Zet in meest logische volgorde: -impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie
Slide 5 - Quiz
Als ik wil scherpstellen op een voorwerp dat dichtbij is, dan de kringspiertjes
van het/de , waardoor de lensbandjes komen te staan en de lens wordt.
strak
straalvormig lichaam
iris
slap
ontspannen
spannen (aan)
boller
platter
Slide 6 - Question de remorquage
Oudere mensen kunnen dikwijls de krant alleen zonder bril lezen, als ze deze met gestrekte armen voor zich houden. Welke van de genoemde veranderingen kan daarvan de oorzaak zijn?
A
troebelheid hoornvlies
B
troebelheid lens
C
verminderen van elasticiteit lens
D
groter worden van de afstand tussen lens en netvlies
Slide 7 - Quiz
Iemand kijkt met een 1 oog naar het midden van een zwarte schijf met een diameter van 50 cm. Deze schijf staat tegen een lichte achtergrond. De afstand van het oog tot de schijf bedraagt 20 cm. De schijf wordt nu langzaam van het oog verwijderd tot op een afstand van 10 meter. 1) Wordt het beeld van de schijf op het netvlies groter of kleiner? 2) Op welke wijze past de pupil zich aan bij de nieuwe situatie?
A
groter, groter
B
groter, kleiner
C
kleiner, groter
D
kleiner, kleiner
Slide 8 - Quiz
Waar ontstaat een impuls na een prikkel?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel
Slide 9 - Quiz
Bij oogonderzoek wordt wel eens gebruik gemaakt van stoffen waardoor pupilverwijding optreedt. Door de stoffen worden bepaalde spieren tijdelijk verlamd. Welke spieren zijn tijdelijk verlamd, waardoor deze pupilverwijding optreedt?
A
oogspieren
B
kringspieren in de iris
C
spieren in straalvormig lichaam
D
straalsgewijs lopende spieren in de iris
Slide 10 - Quiz
iemand is schorsblind als
A
netvlies zo beschadigd is dat geen lichtprikkels worden verwerkt
B
de oogzenuwen niet meer functioneren
C
het hoornvlies troebel is geworden
D
het primaire gezichtscentrum van de hersenen is uitgeschakeld
Slide 11 - Quiz
iemand die bijziend is
A
heeft een bril met positieve lenzen nodig
B
moet minder telefoon/tablet gebruiken
C
heeft een bril met negatieve lenzen nodig
D
moet vaker veraf kijken
Slide 12 - Quiz
voor welke drie kleuren licht zijn de drie typen kegeltjes van de mens gevoelig?
Slide 13 - Question ouverte
Oudere mensen kunnen vaak dichtbij niet meer goed zien. Hoe komt dit?
A
de oogbol verandert van vorm als je ouder wordt.
B
de lens wordt minder flexibel
C
het nabijheidspunt komt dichterbij te liggen
D
de hersenen functioneren minder goed
Slide 14 - Quiz
Je kan de blaadjes in de hoge boom niet scherp zien, wat ben je dan?
A
Bijziend, holle (min) lens nodig
B
Bijziend, bolle (plus) lens nodig
C
Verziend, holle (min) lens nodig
D
Verziend, bolle (plus) lens nodig
Slide 15 - Quiz
Dichtbij scherp zien = lens A of lens B? want de lens is ........ en de lensbandjes zijn .....