Pijn Ziekenhuis

Periode 1
  1. Introductie
  2. Uitleg ziekenhuis
  3. Verpleegkundig proces
  4. Preoperatieve zorg 
  5. Preoperatieve zorg 
  6. Postoperatieve zorg
  7. Postoperatieve zorg
  8. Verpleegplan en operatie
  9. Verpleegplan en operatie
  10.  Geen toets deze periode
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Periode 1
  1. Introductie
  2. Uitleg ziekenhuis
  3. Verpleegkundig proces
  4. Preoperatieve zorg 
  5. Preoperatieve zorg 
  6. Postoperatieve zorg
  7. Postoperatieve zorg
  8. Verpleegplan en operatie
  9. Verpleegplan en operatie
  10.  Geen toets deze periode

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Hoe werkt het "ei" van Loeser?
  • Het ei bestaat uit 4 elkaar omvatten cirkels
  • De binnenste cirkel staat voor de reactie van de zintuigen op de pijnprikkel (nociceptie)
  • De tweede cirkel staat voor de gewaarwording van de pijn
  • De derde cirkel staat voor de pijnbeleving
  • De middencirkel staat voor het gedrag dat iemand vertoont

Slide 7 - Diapositive

Pijngedrag
  • Interactie tussen individu en sociale wereld. 

  • Pijndrempel, hoe lang het duurt voordat men pijn ervaart. 

  • Pijntolerantie, of men de pijn kan verdragen. Wordt beïnvloed door: 
geslacht, leeftijd, verleden, sociale oriëntatie (persoonlijkheid), verdovende middelen en cultuur 

Slide 8 - Diapositive

Nociceptieve pijn 
Treed op bij weefsel schade
  • Somatische pijn:
Weefselschade van de huid, spieren en botten. Wordt ervaren als een constante, klagende, kloppende stekende of zeurende pijn. Locatie kan goed aangegeven worden.
  • Viscerale pijn:
Weefselschade aan organen, vaak aanvalsgewijs. locatie moeilijk aan te geven. (referred pain)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Referred pain
Vertaling; doorgestuurde of gerefereerde pijn

Pijn die op een andere plaats gevoeld wordt dan waar de pijn eigenlijk vandaan komt.
Afkomstig van organen in de borst of buik, en wordt elders in het lichaam gevoeld. 

Oorzaak; gevoelszenuwen van huid en organen komen samen in hetzelfde ruggenmergsegment 

Slide 17 - Diapositive

Neuropathische pijn
Ook bekend als zenuwpijn, wordt veroorzaakt door beschadiging van de zenuwen. Hierdoor ontstaan pijnprikkels die geen functie hebben. 

Vaak ervaren als:
  • Brandend
  • Elektrisch 
  • Vaak chronisch
  • Moeilijk te behandelen

Slide 18 - Diapositive

Fantoompijn
Pijn in een ledemaat dat is geamputeerd of nooit heeft bestaan

Vaak ervaren als:
  • Tintelend
  • Brandend

Slide 19 - Diapositive

Pijn is ....
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 20 - Quiz

Pijngewaarwording is ..
A
Een pijnprikkel
B
Bewust worden van de pijn
C
Hoe je met pijn omgaat
D
Therapie

Slide 21 - Quiz

Wat wordt er verstaan onder chronische pijn?
A
pijn die ontstaat door ontstoken weefsel
B
pijn die gedurende lange tijd aanwezig is
C
pijn waarvan de oorzaak niet bekend is en niet langdurig aanwezig is
D
pijn die ontstaat door een beschadiging of ontsteking van weefsel

Slide 22 - Quiz

Pijn bij het snijden in je vinger is
A
Acute pijn
B
Chronische pijn
C
Viscerale pijn
D
Fantoompijn

Slide 23 - Quiz


Fantoompijn is..
A
Acute pijn
B
Chronische pijn

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Pijn medicatie
  • Pijnstillers nemen de pijnprikkel weg -> werkt op het zenuwstelsel. 
  • Pijnstillers die de ontsteking remt die de pijn veroorzaakt
  • Pijn wordt meestal veroorzaakt door een weefselbeschadiging in het lichaam, waardoor een lokale ontstekingsreactie optreedt. 
  • Stofjes die via de pijnreceptoren op de zenuwuiteinden een pijnprikkel naar de hersenen sturen -> PIJN
  • Pijnstillers komen in het bloed terecht en zoeken zelf hun weg. 


Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Eerst paracetamol
Werkt paracetamol onvoldoende? Dan kun je een andere pijnstiller proberen, bijvoorbeeld een NSAID (naproxen, ibuprofen of diclofenac ). NSAID's kunt u ook zonder recept kopen. (let op de bijwerkingen!)

Bij zeer ernstige pijn kan de huisarts (tijdelijk) een nog sterkere pijnstiller voorschrijven, bijvoorbeeld tramadol of morfine . Deze middelen krijg je alleen op recept.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Paracetamol kent meer bijwerkingen dan een NSAID
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 35 - Quiz

wat is de werking van een NSAID ?
A
pijnstillend
B
koortsverlagend
C
bacteriedodend
D
ontstekingsremmend

Slide 36 - Quiz

Opioïden werken levensverkortend
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive