TaalCompleet A1 - thema 4 - 4. 9 Appeltaart maken

4.9 Appeltaart maken

  1. de taart
  2. de gram
  3. het ei
  4. oké
  5. de oven
  6. koud
  7. aan
  8. uit
  9. genoeg
  10. meer 
  11. minder
  12. dom
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4.9 Appeltaart maken

  1. de taart
  2. de gram
  3. het ei
  4. oké
  5. de oven
  6. koud
  7. aan
  8. uit
  9. genoeg
  10. meer 
  11. minder
  12. dom

Slide 1 - Diapositive

de taart
  • de taarten 

  • zin: Ik snijd de taart in stukken.

Slide 2 - Diapositive

de gram
  • gewicht

  • zin: Een kilo is 1000 gram.

Slide 3 - Diapositive

het ei
  • de eieren 

  • zin: De kip legt een ei.

Slide 4 - Diapositive

oké
  • in orde
  • goed

  • zin: Oké, dan zien we elkaar straks op school.

Slide 5 - Diapositive

de oven
  • apparaat om voedsel in te bakken

  • de ovens
  • zin: Ik heb een appeltaart in de oven gebakken.

Slide 6 - Diapositive

koud
  • koud <-> warm 
  • heel warm = heet

  • zin: Deze man heeft het koud.

Slide 7 - Diapositive

aan
  • aan <-> uit

  • zin: De lamp staat aan.


Slide 8 - Diapositive

uit
uit <-> aan 
  

zin: De lamp staat uit.

Slide 9 - Diapositive

genoeg
  • zoveel als nodig is
  • voldoende

  • zin: Hebben we genoeg koffie in huis?

Slide 10 - Diapositive

meer
  • meer <-> minder

  • zin: Waar zitten meer koekjes in?

Slide 11 - Diapositive

minder
  • minder <-> meer

Slide 12 - Diapositive

dom
  • dom <-> slim

  • zin: Deze domme leerlingen vinden alles te moeilijk.

Slide 13 - Diapositive

Wat is dit?
A
de koekjes
B
de tart
C
de taart
D
de cake

Slide 14 - Quiz

1000 ... is hetzelfde als 1 kilo.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het meervoud van het ei?
(lidwoord + woord)

Slide 16 - Question ouverte

Als je iets goed vindt.
A
oke
B
oké
C
okee
D
okè

Slide 17 - Quiz

In de ... bak ik een appeltaart.

Slide 18 - Question ouverte

Als de appeltaart uit de oven komt, dan is hij ... .
A
koud
B
kout
C
heet
D
het

Slide 19 - Quiz

Je moet de oven ... zetten om te kunnen bakken.

Slide 20 - Question ouverte

Als je binnen bent, dan doe jij je jas ... .

Slide 21 - Question ouverte

Ik heb ... gegeten.

Ander woord voor 'voldoende'.

A
lekker
B
genoeg
C
heel veel
D
onvoldoende

Slide 22 - Quiz

Ik heb 4 appels. Ik moet 8 appels hebben.

Voor mijn appeltaart heb ik ... appels nodig.

Slide 23 - Question ouverte

Een briefje van 20 euro is ... ,
dan een briefje van 50 euro.

Slide 24 - Question ouverte

Ik heb mijn sleutels vergeten.
Dat is ... !

A
slim
B
genoeg
C
oké
D
dom

Slide 25 - Quiz