Hoofdstuk 8

Hoofdstuk 8: Water
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 8: Water

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Water

De H en de O trekken elkaar aan. Hierdoor is er veel energie nodig om water te laten smelten.

Slide 3 - Diapositive

Op basis van welke eigenschap kan ijs op water drijven?
A
Aantrekkingskracht H en O atomen
B
Dichtheid
C
Warmte geleiding
D
Temperatuur

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Wat voor een mengsel is dit ook alweer? 

Slide 6 - Diapositive

Verschillende mengels
  • oplossing --> homogeen mengsel
  • suspensie --> heterogeen
  • emulsie --> heterogeen

Slide 7 - Diapositive

 Hard water
Hard water: 
  • Bevat veel kalk (calcium en magnesium zouten)

Gevolgen:
  • Kalkaanslag
  • Zeep wordt minder werkzaam


Slide 8 - Diapositive

Ontharden 
Je kunt hard water (water dat opgelost kalk bevat)  ontharden door:

  • Het water te koken (gedestillerd water) 

  • Zeolieten (=mineralen die kalk binden) toe te voegen. Zeolieten zitten in waspoeder. 


Zeolieten

Slide 9 - Diapositive

hard water



  • veel calciumzouten
  •  kalk 
  • hoge Duitse Hardheid (DH)

Slide 10 - Diapositive

De hardheid van water druk je uit
in Duitse Hardheidsgraden (DH):
1 DH = 7,1 mg Ca2+ per liter 

Wat zegt de hardheid over water? 


Slide 11 - Diapositive

Hard water kan aanslag geven op onderdelen van bijvoorbeeld wasmachines, dit is calciumcarbonaat.
Hoe noem je deze aanslag?
A
ketelsteen
B
krijtaanslag
C
Duitse hardheid
D
waterontharder

Slide 12 - Quiz

1 dH = 7,1 mg/L calciumdeeltjes
Hoeveel mg calcium is opgelost in
3.5 L water met een hardheid van 10,5 dH?

Slide 13 - Question ouverte

Verzadigde oplossing
dan kan er geen stof meer oplossen. 
de maximale oplosbaarheid is bereikt.

Als je het oplosmiddel verwarmt gaat de oplosbaarheid van de vaste stof omhoog --> moleculen krijgen meer bewegingsenergie 

Slide 14 - Diapositive

werking van zeep, emulsie, hydrofiel/hydrofoob

Slide 15 - Diapositive

Wat is hydrofiel & hydrofoob?
  • Hydrofiel: waterlievend
      --> Hydrofiele moleculen lossen goed op in   
        water. 

  • Hydrofoob: watervrezend                                                       ---> Hydrofobe moleculen lossen slecht op in water.









Tekst

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

hydrofobe staart en hydrofiele kop

Slide 18 - Diapositive

Werking zeep
Soort zoekt soort!
Hydrofobe staart bij het 
hydrofobe vet 

Hydrofiele kop bij het 
hydrofiele water

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Afwassen
Vette pan --> water en afwasmiddel (=zeep) toevoegen. Afwasmiddel vormt micellen met vet. 
Je spoelt de micellen weg.
Pan schoon! 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

wasmiddelen

Slide 23 - Diapositive

Vet is ...
A
hydrofiel
B
hydrofoob

Slide 24 - Quiz

Wanneer noem je een stof hydrofiel?
A
Wanneer de stof niet oplost in water.
B
Wanneer deze stof oplost in water.

Slide 25 - Quiz

Zeep verwijdert vuil en vetvlekken.
Bij het wassen hechten
zeepdeeltjes aan vuildeeltjes.
Welke tekening is juist?
A
tekening 1
B
tekening 2
C
tekening 3
D
tekening 4

Slide 26 - Quiz

Welke stoffen zijn hydrofiel?
A
Zout
B
zwarte peper
C
witte peper
D
suiker

Slide 27 - Quiz

Je doet olie, ether en water in een erlenmeyer. Daarna sluit je de erlenmeyer af met een stop en schud hem langdurig. Als je de erlenmeyer even laat staan ziet je twee lagen, zie de tekening. Welke
van de conclusies is op grond van deze proef juist?
A
ether en olie zijn hydrofiel
B
olie is hydrofiel en ether is hydrofoob
C
ether en olie zijn hydrofoob
D
olie is hydrofoob en ether is hydrofiel

Slide 28 - Quiz

Voor het schoonmaken van je huid kan je reinigingsmelk gebruiken. Deze bestaat onder andere uit water en olie.
Hoe heet een mengsel van water en olie?

Slide 29 - Question ouverte

Hoeveel gram       heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren? 
Bereken met behulp van molecuulmassa's 

                   2 Na   (s)    +             (g)        -->        2 NaCl (s)


    Cl2
    Cl2
    timer
    5:00

    Slide 30 - Diapositive

    Hoeveel gram           heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren?

    In welke massaverhouding reageren Na en Cl2 tot NaCl  ?

    1. Bereken de molecuulmassa's van de stoffen waar het om gaat                  
       (Na = 23,0    Cl2 = 2 x 35,5 = 71,0)
    2. Doe de molecuulmassa's keer het aantal moleculen in de  reactievergelijking (Na dus 2 x 23,0 = 46,0   Cldus 1 x 71,0 = 71,0)
    3. De massaverhouding waarin Na en Cl2 reageren is dus Na : Cl2 = 46,0 : 71,0
    Cl2
           
                   2 Na (s) +       (g) --> 2 NaCl (s)
    Cl2

    Slide 31 - Diapositive

    Hoeveel gram            heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren?
    Verhoudingstabel
    Cl2

    Slide 32 - Diapositive

    Hoeveel gram          heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren? 
    2 Na

    Cl2
    Cl2

    Slide 33 - Diapositive

    Hoeveel gram         heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren? 
    2 Na

    Cl2
    46,0

    71,0
    Cl2

    Slide 34 - Diapositive

    Hoeveel gram          heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren? 
    2 Na

    Cl2
    46,0

    71,0
    6,9 g

    ? g
    Cl2

    Slide 35 - Diapositive

    Hoeveel gram          heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren? 
    2 Na

    Cl2
    46,0

    71,0
    6,9 g

    ? g
    1
    Cl2

    Slide 36 - Diapositive

    Hoeveel gram           heb je nodig om 6,9 gram Na te laten reageren? 
    2 Na

    Cl2
    46,0

    71,0
    6,9 

     
    = 10,7 
    1
    : 46,0
    x 6,9
    Cl2
     Antwoord: Er is dus 10,7 gram        nodig.
    Cl2
    : 46,0
    x 6,9

    Slide 37 - Diapositive

    Hoeveel gram ammoniak reageert met 27 gram waterstofchloride? 

    massaverhouding ammoniak : waterstofchloride = 7 : 15 

    Bereken met behulp van molecuulmassa's!


    Slide 38 - Diapositive

    Hoeveel gram ammoniak reageert met 27 gram waterstofchloride? 

    massaverhouding ammoniak : waterstofchloride = 7 : 15 
    Bereken met behulp van molecuulmassa's!


    waterstofchloride 
    15
    1
    27
    ammoniak 
    7
    .....
    ....
    :15
    :15

    Slide 39 - Diapositive

    Hoeveel gram ammoniak reageert met 27 gram waterstofchloride? 

    massaverhouding ammoniak : waterstofchloride = 7 : 15 
    Bereken met behulp van molecuulmassa's!


    waterstofchloride 
    15
    1
    27
    ammoniak 
    7
    .....
    12,6
    :15
    :15
    x 27
    x 27
    Antwoord:  Je hebt 12,6 gram ammoniak nodig.

    Slide 40 - Diapositive