1.3 Lenzen

5.3 Beelden maken met een lens
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.3 Beelden maken met een lens

Slide 1 - Diapositive

Pak alvast je werkboek (deel B) 
en
schrift, pen , potlood, geodriehoek

Slide 2 - Diapositive

Beelden maken met een lens

Slide 3 - Diapositive

Verschillende soorten lichtbundels

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert welke soorten lenzen er zijn.
Je leert hoe lenzen lichtbundels veranderen.
Je leert hoe je beelden tekent die bij bolle lenzen ontstaan.

Slide 5 - Diapositive

3 soorten lichtbundels

Slide 6 - Diapositive

Positieve of bolle lenzen

Slide 7 - Diapositive

Lenzen
Met lenzen kun je een lichtbundel veranderen.

Hoe?

Slide 8 - Diapositive

Positieve lenzen zijn in het midden dikker dan aan de rand. 

Daarom worden ze ook wel bolle lenzen genoemd. 

Slide 9 - Diapositive

Bolle lens
Een bolle lens knikt de lichtstralen naar binnen.



CONVERGERENDE WERKING

Slide 10 - Diapositive

Brandpunt
Het brandpunt van een bolle lens is het punt waar de lichtstralen samenkomen als op de lens een evenwijdige lichtbundel schijnt. 

Slide 11 - Diapositive

Bolle lens
De lijn die door het midden van de lens gaat en loodrecht op de lens staat.
Afstand tussen brandpunt en lens.

Slide 12 - Diapositive

Een sterkere lens knikt de lichtstralen meer naar binnen. De brandpuntsafstand is dan kleiner.

Slide 13 - Diapositive

Een negatieve of holle lens is in het midden 
dunner dan aan de rand.

Slide 14 - Diapositive

Lichtstralen worden door een negatieve lens naar buiten geknikt. Een divergerende werking.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Aan de slag
Basis:
Maak opgave 34 t/m 49 op blz. 17 t/m 22
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Beeldvorming met bolle lenzen

Slide 19 - Diapositive


Door een fel verlicht voorwerp vóór een bolle lens te zetten kun je een projectie maken van het voorwerp. 
1
Bij projecteren staat het beeld altijd omgekeerd 
2

Slide 20 - Diapositive

Beeld tekenen
Om te bepalen hoe groot het scherpe beeld op het scherm is, maak je een tekening. 
Je gebruikt een belangrijke eigenschap van lichtstralen bij lenzen.

(1) Een lichtstraal die door het midden van een lens gaat verandert niet van richting.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Beeldconstructie

Slide 24 - Diapositive

Bij projecteren ontstaat een beeld op het scherm. Alleen als je het scherm op de juiste plek zet krijg je een scherp beeld.

De plaats waar een scherp beeld ontstaat, kun je bepalen met een tekening. Daarvoor gebruik je twee constructiestralen.

Slide 25 - Diapositive

Voor een goede foto moet de afstand tussen de lens en de beeldchip verstellen zodat foto scherp gesteld is.

Ook bij een beamer verander je de afstand tussen de LCD scherm en de lens.

Slide 26 - Diapositive

Constructiestraal
De plaats waar een scherp beeld ontstaat, kun je bepalen met een tekening. Daarvoor gebruik je twee constructiestralen.


Constructiestraal =
Een lichtstraal die je gebruikt om het beeld te tekenen.

Slide 27 - Diapositive

Construeren van beeld
We doen het altijd met drie lichtstralen

1  - Door het midden van de lens, verandert niet richting
2 - Evenwijdig aan hoofdas. Na de lens door brandpunt (F).
3 - Voor de lens door het brandpunt en na de lens evenwijdig      aan de hoofdas.

Slide 28 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3

Slide 29 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 30 - Diapositive

Aan de slag
Maak eerst opgave 71 en 72
Roep de docent als je klaar bent.
Moet je even wachten ga dan verder met opgave 
66, 67, 68, 71 of planning
timer
10:00

Slide 31 - Diapositive

Noem een ander woord voor positieve lens
A
bolle lens
B
holle lens

Slide 32 - Quiz

Lichtstralen die uit elkaar lopen vormen een
A
evenwijdige stralenbundel
B
divergerende stralenbundel
C
convergerende stralenbundel

Slide 33 - Quiz

Lichtstralen die naar elkaar lopen vormen een
A
evenwijdige stralenbundel
B
divergerende stralenbundel
C
convergerende stralenbundel

Slide 34 - Quiz

Met een bolle lens maak je een
A
evenwijdige stralenbundel
B
divergerende stralenbundel
C
convergerende stralenbundel

Slide 35 - Quiz

Met een holle lens maak je een
A
evenwijdige stralenbundel
B
divergerende stralenbundel
C
convergerende stralenbundel

Slide 36 - Quiz

Met en plat stukje glas maak je
A
evenwijdige stralenbundel
B
divergerende stralenbundel
C
convergerende stralenbundel

Slide 37 - Quiz