havo 3 chapitre 2 Introduction

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

PROGRAMME

• Toets bespreken
• Les buts
• Introduction Chapitre 2

Log alvast in op LessonUp

Toets bespreken

• Bekijk jouw toets samen met jouw buurman/buurvrouw.
  
  
• Wat ging er goed?
  
  
• Wat ging er niet goed?
  
  
• Geef elkaar een tip en een top.

Geef ook een tip en een top aan de juf.
Wat gaat er goed in de les, wat kan er beter.

Toets bespreken

Je kon in totaal 59 punten halen.

Om te weten hoeveel punten jij hebt gehaald moet je punten bovenaan jouw blad bij elkaar optellen. 

Jouw cijfer zie jij op jouw rapport. 

Les buts

R - Ik herken woorden over geld.

R - Ik herken woorden en zinnen over huiswerk. 

Hors de prix

In dit hoofdstuk zijn we in Straatsburg (Strasbourg).
Deze stad ligt in het noordoosten van Frankrijk en is de hoofdstad van de Elzas (Alsace). Dit grensgebied is gedurende de afgelopen eeuwen herhaaldelijk van nationaliteit gewisseld, waardoor zowel de cultuur als de taal van de Elzas Duitse en Franse trekjes vertoont. Straatsburg ligt in het hart van Europa en wordt gezien als de hoofdstad van Europa. Ook omdat de stad de officiële zetel van het Europees Parlement is. Iedere maand komen ruim 700 parlementsleden en hun medewerkers hier vier dagen vergaderen.

00:52

Waarom is Strasbourg een goede plek om te bezoeken als jij van cultuur houdt?

01:02

Wat is er zo bijzonder aan de gebouwen in Strasbourg?

1. In alle huizen wonen bekende mensen.
2. In alle huizen wonen mensen uit het Europese Parlement.
3. Alle huizen zijn op houten palen gebouwd.
4. Alle huizen zijn versierd met houten balken.

01:34

Welk gerecht is typisch voor de Elzas (l'Alsace),
de provincie waar Strasbourg ligt?

1. Sushi
2. Baguette
3. Tarte flambée
4. Pizza

02:23

Welke bijzondere plek in Strasbourg zie jij op deze foto?

Stel je voor dat jij een dagje in Strasbourg bent, wat zou jij dan het liefst bezoeken?

Au travail

Vocabulaire

Fais les excercices 2 et 3.

Exercice 2 = vocabulaire sur l'argent

Exercice 3 = vocabulaire de classe; les devoirs

Réponses ex.2

1. Quel est le prix ?

2. Est-ce que tes parents te donnent de l'argent de poche ?

3. Je vais retirer de l'argent à la banque.

4. 150 euros pour un T-shirt. C'est cher !

5. 10 euros pour un T-shirt. C'est bon marché !

Exit ticket
Zo gingen de vocabulaireopdrachten bij mij:

😒🙁😐🙂😃

Devoirs

Apprendre: vocabulaire A