V6 H14-H15

Lang vreemd vermogen
Kort vreemd vermogen
Hypothecaire lening
Obligatielening
Leverancierskrediet
Onderhandse lening
Afnemerskrediet
Converteerbare obligatielening
1 / 25
suivant
Slide 1: Question de remorquage
Management en organisatieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Lang vreemd vermogen
Kort vreemd vermogen
Hypothecaire lening
Obligatielening
Leverancierskrediet
Onderhandse lening
Afnemerskrediet
Converteerbare obligatielening

Slide 1 - Question de remorquage

Brandzaak koopt koffiebonen uit Ecuador. Ze moet deze al betalen voordat de oogst in Ecuador plaatsvindt. Van welk soort krediet is hier sprake voor Brandzaak?
A
Verstrekt leverancierskrediet
B
Ontvangen leverancierskrediet
C
Verstrekt afnemerskrediet
D
Ontvangen afnemerskrediet

Slide 2 - Quiz

Bij een onderhandse lening is/zijn er?
A
1 geldgever
B
meerdere geldgevers
C
vastgelegde leningsvoorwaarden
D
indirect contact tussen geldgever en geldnemer

Slide 3 - Quiz

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 4 - Quiz

Niau NV heeft een 3,5% converteerbare obligatielening uitstaan. De conversievoorwaarden zijn: 8 obligaties (nominaal €40) met bijbetaling van €250 levert 5 aandelen (nominaal €100) op.
Wat is de conversieprijs (van één aandeel)?
A
€304
B
€64
C
€114
D
€93,75

Slide 5 - Quiz

Winst per aandeel €1.03 Koers per jaarultimo €22.48 Dividend per aandeel €0.87. 500 aandelen voor €22.50 per stuk. Hij verkocht ze voor €21.30 per aandeel na dividend gekregen te hebben.
A
Koerswinstrendement: 5,25%
B
Koerswinstrendement: -5,33%
C
Koerswinstrendement: -4,48%
D
Koerswinstrendement: -5,25%

Slide 6 - Quiz

Wat is het rendement van aandeel/obligatie?
A
Dividendrendement
B
Koersrendement
C
A+B
D
Geen van beide

Slide 7 - Quiz

Winst per aandeel €1.03 Koers per jaarultimo €22.48 Dividend per aandeel €0.87. 500 aandelen voor €22.50 per stuk. Hij verkocht ze voor €21.30 per aandeel na dividend gekregen te hebben.
A
rendement: 1,46%
B
rendement: -1,46%
C
rendement: 8,44%
D
rendement: -5,25%

Slide 8 - Quiz

Brandzaak koopt koffiebonen uit Ecuador. Ze moet deze al betalen voordat de oogst in Ecuador plaatsvindt. Van welk soort krediet is hier sprake voor Brandzaak?
A
Verstrekt leverancierskrediet
B
Ontvangen leverancierskrediet
C
Verstrekt afnemerskrediet
D
Ontvangen afnemerskrediet

Slide 9 - Quiz

Je hebt een dakdekkersbedrijf en krijgt dakpannen geleverd. Pas over drie maanden hoeven deze te worden betaald.
Van welk soort krediet is hier sprake?
A
Consumptief leverancierskrediet
B
Productief leverancierskrediet
C
Consumptief afnemerskrediet
D
Productief afnemerskrediet

Slide 10 - Quiz

Bij een onderhandse lening is/zijn er?
A
1 geldgever
B
meerdere geldgevers
C
vastgelegde leningsvoorwaarden
D
indirect contact tussen geldgever en geldnemer

Slide 11 - Quiz

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang vreemd vermogen daalt Liquide middelen daalt

Slide 12 - Quiz

Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Lening in euro's: € 5.000
Looptijd 24 mnd: maandtermijn € 225
Hoeveel euro zijn de kredietkosten?
A
€ 225
B
€ 400
C
€ 5.400
D
€ 5.000

Slide 15 - Quiz

Wat is géén vorm van consumptief krediet?
A
Hypotheek
B
Salariskrediet
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 16 - Quiz

Een bedrag van € 100.000,- staat 105 dagen op een rekening met 0,2% rente per jaar.
A
De rente is € 58,01
B
Het eindbedrag is € 100.057,95
C
Het eindbedrag is € 100.057,01
D
De rente is € 57,53

Slide 17 - Quiz

Bij welke vorm van consumptief krediet kun je rood staan?
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Rekening-courantkrediet
D
Koop op afbetaling

Slide 18 - Quiz

Lening door particulieren voor het kopen van goederen en/of diensten.
Hoe heet dit verschijnsel?
A
consumptief krediet
B
huurkoop
C
persoonlijke lening
D
doorlopend krediet

Slide 19 - Quiz

Ben wil een nieuwe televisie kopen. Hij ziet een mooie tv en spreekt met de verkoper af dat hij in termijnen gaat betalen.
Van welke kredietvorm maakt Ben gebruik?
A
consumptief krediet
B
doorlopend krediet
C
persoonlijke lening
D
koop op afbetaling

Slide 20 - Quiz

Wat is huurkoop?
A
in 1 x alles betalen
B
betalen in termijnen
C
het betalen van de rente
D
een huurhuis kopen

Slide 21 - Quiz

Als iemand een product koopt dat hij in termijnen betaalt, maar waarvan hij al meteen eigenaar is, noemt men dit
A
koop op afbetaling
B
financial lease
C
huurkoop
D
uitgestelde betaling

Slide 22 - Quiz

Bij welke hypotheekvorm los je een steeds groter bedrag af?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteitenhypotheek

Slide 23 - Quiz

Geld lenen kost geld!
Hoe noem je deze kosten?
A
Leenkosten
B
Kredietkosten
C
Rente
D
Aflossing

Slide 24 - Quiz

Betalingstermijn is 30 dagen. Betaling binnen een week geeft 1% korting. De rente per jaar is dan:
A
17,33 %
B
17,51%
C
12%
D
12,12%

Slide 25 - Quiz