1B2 3 chap3 herhaling

le programme
1.  parler de l'école
2. l'heure
3. D: être
4. A&B
 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

le programme
1.  parler de l'école
2. l'heure
3. D: être
4. A&B
 

Slide 1 - Diapositive

lesdoel

- nog een keertje oefenen met chapitre 3
- het werkwoord 'zijn'

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

c'est quoi?
tu as quelles matières, le mercredi?
le mercredi, j'ai anglais et géographie.
la récré, c'est à quelle heure? 
tu es en cinquième? 
quelle heure est-il?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

...... ?
il est trois heures et demie.
......?
je suis en cinquième. 
.......? 
non, je déteste les maths.

Slide 6 - Diapositive

quelle heure est-il?
schrijf de volgende tijden op een blaadje en laat ze dan controleren door je buur...

hoeveel heb je er goed?

Slide 7 - Diapositive

il est deux heures et quart.

il est une heure et demie.
 
il est minuit.

il est sept heures moins le quart.

il est quatre heures.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

110

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

les jours de la semaine
werkblad

Slide 12 - Diapositive

C' ___________ super!

Slide 13 - Diapositive

avoir? être?
tu as / es / sont / avons anglais le lundi?


vous sommes / avons / êtes / sont à l'école?

Slide 14 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 

Geef in het Nederlands een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord. 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Vul het bezittelijk voornaamwoord in

C'est (mijn) frère

Slide 17 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord
(mijn) copains

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) père
timer
0:45

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat in deze zin past. Let op de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.

(hun)… amis

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het juiste bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn/haar) amie
timer
0:30

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (onze) soeurs
timer
0:30

Slide 22 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord:
... frère (haar)

Slide 23 - Question ouverte

Het bezittelijk voornaamwoord:
... cousine (mijn)

Slide 24 - Question ouverte

Waar moet je opletten als je een bezittelijk voornaamwoord invult?
Vul 3 dingen in

Slide 25 - Question ouverte

chapitre 3

le contrôle

Slide 26 - Diapositive

wat heb je geleerd?

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Lien