Mens en omgeving Deel A

• Zorg en Welzijn
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Werken bij mensen met een beperking

Samenvatting deel A

Hoeveel wasmiddel je gebruikt (dosering), is vooral afhankelijk van

1. De vuilgraad en de hardheid van het water
2. De kleur van het wasgoed en de vuilgraad
3. Het merk wasmachine en de hardheid van het water
4. De hardheid en de temperatuur van het water

! lees eerst het etiket van het product: 

Sleep de onderdelen in de juiste volgorde zodat je de was juist kunt uitvoeren:

stap 1

stap 2

stap 3

stap 4

stap 5

stap 6

Was sorteren

Was ophangen

Wassen

Was controleren

Was strijken

Was opvouwen

Stappen was sorteren 

1. Controleer het wasgoed 

2. Verdeel het wasgoed in vier groepen

3. Maak wasstapels (op temperatuur, kleur)

4. Stop het in de wasmachine en kies het juiste programma 

Voor welke was is dit wasmiddel:

1. bonte was
2. fijne was
3. witte was
4. handwas

Inweek-en voorwasmiddelen 

Voorwasmiddelen zijn bedoeld voor het voorwassen van wasgoed met sterke vervuilingen of vetvlekken met veel enzymen

Om het beste resultaat te bereiken bij schoonmaken moet je het juiste schoonmaakmiddel kiezen.

Schoonmaakmiddelen kun je indelen in vier groepen.

1. reinigingsmiddelen

2. onderhoudsmiddelen
3. desinfecteermiddelen

4. oplosmiddelen

Wat zijn beide producten?

1. Allesreiniger en stofzuiger
2. Chloor en schuurmiddel
3. Chloor en microvezeldoek
4. Schuurmiddel en zeem

Reinigheidsniveaus

• Ruwschoon: Lage eisen aan schoonmaken. Bijvoorbeeld een berging/garage.
• Huishoudelijk schoon: Zichtbare vuil is weg. Nog wel bacteriën in de ruimte. Bijv. woonkamer.
• Smetschoon: Een ruimte waar zelfs de bacteriën gedood zijn. 

Efficiënt werken

Dit houdt in dat  je doelmatig werkt, dus met zo weinig mogelijk inspanning zoveel mogelijk schoonmaken. Enkele tips om efficiënt te werken:

• Zorg dat je alle schoonmaakmiddelen en materialen bij je hebt op de materiaalwagen.
• Zet alles op ooghoogte zodat je geen tijd verliest met bukken.

Visuele beperking

Auditieve beperking

Bij welke beperking heb je rolstoel nodig?

1. een auditieve beperking
2. een verstandelijke beperking
3. een motorische beperking
4. een visuele beperking

Een ander woord voor een lichamelijke beperking:

1. geestelijke beperking
2. chronische beperking
3. fysieke beperking
4. auditieve beperking

Welke soort beperking hoort bij deze beschrijving?

Christa van twaalf jaar heeft een denkniveau van een zesjarige.

Willem communiceert met gebarentaal. 

Noah is spastich.

Emre heeft een blindegeleide hond. 

Doortje heeft het syndroom van Down.

Auditieve 

Motorische 

Verstandelijke 

Visueel 

Verstandelijke 

Ik heb een visuele beperking, dan heb ik een beperking van ….

1. spraak
2. gezichtsvermogen
3. beweging
4. sociaal

Controleer vooraf:

• Rolstoel op de rem
• Voetsteunen uitklappen
• Banden opgepompt
  

Waar staat 'GFT' voor?

Sleep het afval naar de bak waar het hoort.

GFT

PMD

papier

restafval

glas

KCA

appelschil

plastic zakje

oude krant

leeg blikje cola

batterijen

lege zak chips

kapotte glazen vaas

dode bloemen

HAM code

1. Hygiëne (smetschoon, desinfectie)
   
2. Arbo (ergonomie)
   
3. Milieu (afval sorteren)
   

Schoonmaakregels 

• Werk van schoon naar vuil. 
• Werk altijd van buiten naar binnen.
• Werk van hoog naar laag. 
• Werk in een logische werkvolgorde. 
• Begin altijd op een vast punt. 
• Werk steeds linksom of rechtsom in een ruimte.