5v les 2 06-09

Le vendredi 6 septembre
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Le vendredi 6 septembre

Slide 1 - Diapositive

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. La prononciation des mots 2 p.107
3. Au travail: ensemble + en autonomie
4. L'imparfait, Le passé-composé, et le passé-simple
5. Parijsopdracht
6. Quiz mots/ Doelen bereikt? 

Slide 2 - Diapositive

1. Les buts du cours 
À la fin du cours,...
-tu as pratiqué la prononciation des mots "lire" page 107,
-tu as révisé le passé-composé et l'imparfait, 
-tu as découvert le passé simple, 

Slide 3 - Diapositive

2. Prononciation
Prends ton livre à la page 107 et lis les mots "lire". 
Attention à la prononciation.

Slide 4 - Diapositive

3. Au travail !
Ensemble:
Fais: REGARDER ex. 2(k) à 4(k)
Note des mots inconnus (20) dans ton cahier (F-N)

Travail individuel:
-Fais: GRAMMAIRE I ex. 11A à 11C,
-Finis: LIRE ex. 7 à 9 + fais la liste des 20 mots.



timer
30:00

Slide 5 - Diapositive

4a. Het verleden tijd
  • L'imparfait (onvoltooid verleden tijd) page 67
-Als je een gewoonte of toestand in het verleden te beschrijven.
-Bijvoorbeeld: Avant, je regardais les pokémons à la télévision.
                               En 1970, internet n'existait pas. 
-Je maakt de imparfait door de nous-vorm van de présent als uitgangspunt te nemen. Daarna vervang je "-ons" door de uitgang van de imparfait: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient

Slide 6 - Diapositive

4b. Het verleden tijd
  • Le passé-composé (voltooid tegenwoordige tijd) page 68
-Als je een eenmalige handeling(en)/gebeurtenis(sen) in het verleden beschrijft.
-Bijvoorbeeld: Hier, je suis allé au cinéma.
-De P-C bestaat uit een hulpwerkwoord ("avoir" of "être") en een voltooid deelwoord. (ww. op er = é/  ww. op ir = i   / ww. op -re = u)

Slide 7 - Diapositive

In "la maison d'être" staan alle werkwoorden die in de passé composé 'être' als hulpwerkwoord hebben. + wederkerende ww.
Alle andere werkwoorden gaan namelijk met avoir!

Slide 8 - Diapositive

4b. De être- en avoir-regels
ÊTRE als hulpwerkwoord
AVOIR als hulpwerkwoord
Het voltooid deelwoord richt zich naar het onderwerp. Het v.d krijgt een vervoeging als het o.
vrouwelijk is en /of in het meervoud is. 
Het voltooid deelwoord richt zich naar het lijdend voorwerp als het LV voor het gezegde staat.
Elle est partie / Ils sont partis / Elles sont parties
Elle a vendu ses affaires. Elle les a vendues

Slide 9 - Diapositive

4c. Het verleden tijd
  • Le passé-simple               page 69
-Het is een verleden tijd die wordt gebruikt in literaire schrijftaal.
-Bijvoorbeeld: Vous parlâtes en espagnol.
-Aan de stam herken je meestal het werkwoord. 


Slide 10 - Diapositive

5. Parijsopdracht
-Op deze poster werken jullie jullie curiosité en het interview uit. -Jullie maken ook een samenvatting van wat jullie die week gedaan en gezien hebben. 
-Laat de foto’s die je die week gemaakt hebt en met illustraties zien.
 Vóórdat je alles definitief op de poster plakt, éérst ter goedkeuring je teksten aan mij laten zien!

Slide 11 - Diapositive

6. Quiz: les mots pensum 1.2
Prends un tableau blanc et participe au quiz.

Schrijf de vertaling van het woord dat je hoort. 

Bonne chance! :)

Slide 12 - Diapositive

5. Wat heb je tijdens de les geleerd?

Slide 13 - Question ouverte