bijvoeglijk naamwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Grammatica

Bijvoeglijke naamwoorden maken van werkwoorden

Les en doelen

Theorie en oefenen met het maken van bijvoeglijke naamwoorden van werkwoorden.

Doel: 

Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord.

Bijvoeglijk naamwoorden

Zelfstandig naamwoord: mensen, dingen en zaken

de kat, de beer, het huis, de muur
(er staat bijna altijd een lidwoord voor)

Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over een mens of ding

De witte kat, grote beer, het grote huis, de dikke muur

Schrijf minimaal 5
bijvoeglijke naamwoorden op

Bijvoeglijk naamwoord

Van werkwoorden kun je 

bijvoeglijke naamwoorden maken.

Je gebruikt daarvoor het 

voltooid deelwoord.

Regel 1

Als het voltooid deelwoord eindigt op -en, schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met -en.

Werkwoord = persen
de ... sinasappel

Regel 2

Als het voltooid deelwoord eindigt op een d of een t, dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord meestal -e als uitgang.

werkwoord = landen
de ... helikopter

Regel 3

Een bvn dat is afgeleid van een vd schrijf je altijd zo kort mogelijk!

Alleen dd of tt als het nodig is 

voor de uitspraak.

werkwoord = verkleden
de ... kinderen

werkwoord = verhitten
de ... discussie

Regel 4

Een bvn kan ook stoffelijk zijn.

Zegt iets over het materiaal/de stof waarvan iets gemaakt is.

Goud > gouden (horloge)

Katoen > katoenen (broek)

zilver > ???
de ... lepel

steen > ???
de ... muur

plastic > ???
de ... beker

NT2 Take Away Menu

Maak drie oefeningen bijvoeglijk naamwoord

(staat in de map Grammatica)