Het interview

Het interview
'En toen...?'
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het interview
'En toen...?'

Slide 1 - Diapositive

Bij BHS-actiefweek Nederlands/geschiedenis

Gemaakt bij het thema van de kinderboekenweek: "En toen?"
Doelen
  • Je weet wat een interview is.
  • Je weet wat open en gesloten vragen zijn.
  • Je kunt open en gesloten vragen stellen.
  • Je kunt een interview voorbereiden.
  • Je kunt uitleggen wat 'doorvragen' betekent.
  • Je kunt een bijdrage leveren aan het afnemen en uitwerken van een interview, samen met je groep.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soorten vragen
Er zijn twee soorten vragen: gesloten en open vragen.
  1. Gesloten vragen kun je beantwoorden met een kort antwoord, zoals 'ja' of 'nee'.
  2. Open vragen geven vaak een langer antwoord en werken daarom goed om een gesprek op gang te brengen.

Slide 3 - Diapositive

Een voorbeeld van een gesloten vraag is: “Vind jij katten leuke dieren?”
Op een open vraag kan iedereen uitgebreid antwoord geven. Bijvoorbeeld: "waarom vind jij katten leuke dieren?"

Open maken
Je kunt van gesloten vragen ook open vragen maken, kijk maar:

Gesloten vraag: 
Gaat het goed met u?

Open vraag:
Hoe gaat het met u?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak van de volgende vraag een open vraag:

Vind je de nieuwe iPhone mooi?

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Doorvragen
  • Na een antwoord kun je even nadenken en doorvragen.
  • Dat betekent dat je met een nieuwe vraag ingaat op het antwoord van de geïnterviewde.
  • Je vraagt door wanneer je het gevoel hebt dat de geïnterviewde nog niet voldoende antwoord heeft gegeven.

antwoord heeft gegeven.

Slide 6 - Diapositive

Bijvoorbeeld:

Interviewer: “Vindt u uw werk als leraar leuk?”
Leraar: “Ja.”
Interviewer: “Wat vindt u er zo leuk aan?”
Leraar: “Ik vind het heel leuk om met kinderen te werken.”
Interviewer: “Wat vindt u daar leuk aan?”
Leraar: “Kinderen hebben zo’n frisse kijk op de wereld, daar word ik vrolijk van. Wij volwassenen zitten soms nog zo vastgeroest in onze eigen denkbeelden. Door te werken met kinderen kom ik daar een beetje los van.”
Feiten / meningen
Vraag naar feiten en naar meningen.
  • Feiten: je kunt controleren of het waar is.
  • Meningen: je kunt niet controleren of het waar is. Met een mening kun je het eens of oneens zijn. 

Slide 7 - Diapositive

Dit is stof uit het boek van klas 2. Mag bij klas 1 worden overgeslagen.

Voorbeeld: "Het regent buiten." Feit: je kunt het controleren.

"Het is slecht weer buiten." Mening: je kunt het niet controleren/meten. Voor iedereen is dit anders.

Let op: "Het is vandaag 1 januari 1710". Ook al is dit vandaag niet waar, je kunt het wel controleren, dus het is een feit.
Het feit is onjuist.


Hoe bereid je een interview voor?
  • Maak voor jezelf een vragenlijst met de belangrijkste vragen.
  • Durf ook van je vragenlijstje af te wijken: luister goed naar de geïnterviewde en vraag door wanneer dat nodig is.
  • Schrijf in steekwoorden mee of neem het gesprek op.
  • Controleer altijd of je de naam van de geïnterviewde goed hebt gespeld.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe werk je een interview uit?
  • Noem in de eerste alinea met wie je hebt gesproken en waarover.
  • Schrijf in de volgende alinea's wat er is gezegd. Dat kan op twee manieren:
--> Omschrijf wat de geinterviewde gezegd heeft. Bijvoorbeeld: Volgens Karel de Grote was dat het belangrijkste jaar uit zijn leven.
--> Schrijf precies op wat de geïnterviewde gezegd heeft. Zet dat tussen aanhalingstekens. Bijvoorbeeld:
Piet vroeg: 'Met wie was u getrouwd?'
'Met Hildegard', antwoordde Karel de Grote.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht: interview
Bereid in een duo een interview voor met een persoon uit de geschiedenis. (Klas 1: 80-jarige oorlog / klas 2: Franse en Bataafse revolutie)
  1. Bedenk minimaal 12 vragen, noteer ze en laat ze controleren door docent:  2 gesloten vragen + 4 open vragen + 2 doorvragen
  2. Zoek de informatie op en werk je interview uit
  3. Maak een filmpje waarin je het interview naspeelt.

Slide 10 - Diapositive

Gebruik de checklist