BK H2 - grammatica zinsdelen

Welke zinsdelen ken je nog van hoofdstuk 1?
1 / 12
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welke zinsdelen ken je nog van hoofdstuk 1?

Slide 1 - Carte mentale

Stappenplan zinsontleding
  1. Persoonsvorm (tijdproef,  GEEN VRAAGZIN!) 
  2. Zinsdeelstrepen (stukjes voor pv plaatsen of opdelen in 'brokjes' informatie)
  3. Onderwerp (wie/wat + gezegde? of getalproef)

Slide 2 - Diapositive

Meisjes   kunnen   niet   voetballen 


Tot vorig  jaar hoorden sportieve meisjes dit vooroordeel regelmatig


In 2017 is het beeld van meisjesvoetbal totaal veranderd 

Slide 3 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin (dus pv + andere werkwoorden) 

Meisjes kunnen niet voetballen 
Tot vorig jaar hoorden sportieve meisjes dit vooroordeel regelmatig
In 2017 is het beeld van meisjesvoetbal totaal veranderd 




Slide 4 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
Soms horen er ook woorden bij het werkwoordelijk gezegde die zelf geen werkwoord zijn. 

  • Splitsbare werkwoorden 
In het weekend slaap ik altijd uit (hele ww = uitslapen)
  • 'te' of 'aan het' + hele werkwoord
Hij zit al twee uur huiswerk te maken 


Slide 5 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?
Mijn ouders zijn vandaag de hele dag aan het werken

Slide 6 - Question ouverte


Huiswerk woensdag 



Opdracht  6 (blz. 113)

Klaar? leer de woordjes van H2 op Blooket (zie Classroom)



Slide 7 - Diapositive

Planning:
  1. Herhaling: stappenplan zinsontleding
  2. Uitleg lijdend voorwerp
  3. Opdrachten maken (e.v.t. samen)
  4. Blooket

Slide 8 - Diapositive

Lijdend voorwerp 
Met wie of wat wordt iets gedaan in de zin? 
  • Wie/wat + wwg + onderwerp? 

Bastiaan heeft een nieuwe telefoon gekregen 
Wat heeft Bastiaan gekregen? een nieuwe telefoon 



Slide 9 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?
Mijn oma bezoekt haar zus elke donderdag.

Slide 10 - Question ouverte

Stappenplan zinsontleding
  1. Persoonsvorm (tijdproef,  GEEN VRAAGZIN!)
  2. | Zinsdeelstrepen | (stukjes voor pv plaatsen of opdelen in 'brokjes' informatie)
  3. De rest van het werkwoordelijk gezegde (andere ww, splitsbaar deel, 'aan het' / 'te')                                                   WG
  4. Onderwerp (wie/wat + wwg? of getalproef)                         O
  5. Lijdend voorwerp (wie/wat + wwg + ow?)                             LV

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag! 


Opdracht  8, 9, 10, 12 (blz. 115)

Klaar? leer alvast de woordjes van H2 op Blooket (zie Classroom)



Slide 12 - Diapositive