A1 Herhaling heel Th 4



Thema 4



1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 180 min

Éléments de cette leçon



Thema 4



Slide 1 - Diapositive

2. Wat zijn dit?

Slide 2 - Question ouverte

3. Wat is dit?

Slide 3 - Question ouverte

4. Wat zijn dit?

Slide 4 - Question ouverte

6. Wat zijn dit?

Slide 5 - Question ouverte

7. Wat is dit?

Slide 6 - Question ouverte

9. Wat is dit?

Slide 7 - Question ouverte

10. Wat zijn dit?

Slide 8 - Question ouverte

11. Wat is dit?

Slide 9 - Question ouverte

12. De tomaten zijn ................. : 2 kilo voor de prijs van 1
A
duur
B
goedkoop
C
kassa
D
geld

Slide 10 - Quiz

13. Ik eet graag pizza, .................... ik vind dat lekker.
A
vaak
B
gisteren
C
want
D
of

Slide 11 - Quiz

14. Met de ................... kun je sparen voor een handdoek
A
aanbieding
B
kassabon
C
kassa
D
zegels

Slide 12 - Quiz

15. Ik heb geen geld bij me, kan ik ..............?
A
sparen
B
aanbieding
C
pinnen
D
gratis

Slide 13 - Quiz

16. Je kunt betalen bij de .................. .
A
kassa
B
verkoper
C
geld
D
aanbieding

Slide 14 - Quiz

17. Wil je voor mij een ................. melk halen?
A
pen
B
daarna
C
pan
D
pak

Slide 15 - Quiz

18. De 2e komkommer is ................ !
A
aanbieding
B
duur
C
gratis
D
groente

Slide 16 - Quiz

19. Zet in de goede volgorde:
wonen / Waar / jullie/ ?

Slide 17 - Question ouverte

20. lekker / Vinden / jouw kinderen / groente / ?

Slide 18 - Question ouverte

21. in de aanbieding / de tomaten /
Zijn / ?

Slide 19 - Question ouverte

22. zegels / u / Wilt / ?

Slide 20 - Question ouverte

23. kilo aardappels / u / wilt / Hoeveel / ?

Slide 21 - Question ouverte

24. zijn / het lekkerst / Welke druiven / ?

Slide 22 - Question ouverte

25. ik / de helft / Mag / ?

Slide 23 - Question ouverte

26. jij / altijd boodschappen / in deze supermarkt / Doe / ?

Slide 24 - Question ouverte

27. in de oven / de pizza / Ligt / ?

Slide 25 - Question ouverte

28. .............. jij morgen bij ons eten? (komen)

Slide 26 - Question ouverte

29. U ................ vaak in deze supermarkt (komen)

Slide 27 - Question ouverte

30. Hij ................ niet elke dag op school. (komen)

Slide 28 - Question ouverte

31. ............. jij mee naar de bioscoop? (gaan)

Slide 29 - Question ouverte

32. Hij ............... deze zomer naar Marokko op vakantie (gaan)

Slide 30 - Question ouverte

33. Ik ............. altijd naar dezelfde kapper. (gaan)

Slide 31 - Question ouverte

34. Welke taal ......... hij het best? (spreken)

Slide 32 - Question ouverte

35. Hij ............. elke dag tien kilometer hard (lopen)

Slide 33 - Question ouverte

36. Dat is moeilijk. Ik .......... het antwoord niet. (weten)

Slide 34 - Question ouverte

37. Wat ........... jij 's middags? (eten)

Slide 35 - Question ouverte