4.4 spelling sommige(n)

4.4 spelling
  • Terugblik met vragen - aaneenschrijven en koppeltekens
  • Uitleg sommige(n)    (enkele/alle/beide....)
  • Optioneel filmpje met uitleg
  • Maken Leswijs 4.4 opgave 16 t/m 25
  • Klaar? online opgaven

Doel: Je weet wanneer je sommige of sommigen schrijft 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

4.4 spelling
  • Terugblik met vragen - aaneenschrijven en koppeltekens
  • Uitleg sommige(n)    (enkele/alle/beide....)
  • Optioneel filmpje met uitleg
  • Maken Leswijs 4.4 opgave 16 t/m 25
  • Klaar? online opgaven

Doel: Je weet wanneer je sommige of sommigen schrijft 

Slide 1 - Diapositive

Ik twijfel .... dat hij de waarheid spreekt.
A
er aan
B
eraan

Slide 2 - Quiz

Veel leerlingen halen een
A
vmbo-diploma
B
vmbodiploma

Slide 3 - Quiz

Gisteren zag ik mijn ...
A
oud leraar
B
oud-leraar

Slide 4 - Quiz

Regels
Samenstellingen schrijf je altijd aan elkaar - nooit een spatie!

Samenstellingen met een voorzetsel aan elkaar - erover, erop

Bij klinkerbotsing schrijf je een koppelteken - zee-egel, na-apen

Slide 5 - Diapositive

Koppelteken
  • Bij samenstellingen:

  • die een deel weglaten: in- en uitgang
  • met letters, afkortingen en cijfers:  x-benen, 20-tal, ANWB-lid.   
     Niet bij woordafkortingen: havoklas of pabostudent
  • met ex en oud: ex-vriendin en oud-minister
  • met aardrijkskundige namen.  Zuid-Amerika, Amsterdam-Oost

Slide 6 - Diapositive

...... mensen houden van drop.
A
sommige
B
sommigen

Slide 7 - Quiz

De twee inbrekers worden ...... morgen verhoord.
A
beide
B
beiden

Slide 8 - Quiz

De regels: -e of -en?  sommige(n)/ enkele(n) / beide(n)
Alleen -e: 
   - bijvoeglijk gebruikt                     
      sommige mensen, alle katten
   - zelfstandig gebruikt en verwijzend naar dieren of zaken
      Sommige bouwen in de lente een nestje op een rots.
Met -en
   - zelfstandig gebruikt en verwijzend naar mensen
      Sommigen stemmen al jaren dezelfde partij bij de verkiezingen.

Slide 9 - Diapositive

Let op: soms toch niet zelfstandig
Soms lijkt een bnw zelfstandig gebruikt, maar staat ergens in dezelfde zin dan toch het zelfstandige naamwoord dat erachter hoort.
Het is dan gewoon bijvoeglijk gebruikt en krijgt -e

Enkele gasten vertrekken maar de meeste (gasten) blijven logeren.
Enkele gasten vertrekken maar de meeste (gasten) blijven logeren.


Er waren veel toeschouwers en sommige dansten zelfs op het podium.
Er waren veel toeschouwers en sommige (toeschouwers) dansten zelfs op het podium.

Slide 10 - Diapositive

Artsen en verpleegkundigen legden ...... het werk neer.
A
alle
B
allen

Slide 11 - Quiz

Deze ...... gedichten zijn door de dichter zelf gecorrigeerd.
A
beide
B
beiden

Slide 12 - Quiz

...... zijn opgesteld in het nationale team.
A
beide
B
beiden

Slide 13 - Quiz

De koeien werden ......uit de wei gehaald.
A
allen
B
alle

Slide 14 - Quiz

Alle meisjes vonden Elvis geweldig, maar ...... vonden hem minder dan zij gehoopt hadden
A
sommige
B
sommigen

Slide 15 - Quiz

Van die voetballers zijn er ...... door de scheidsrechter van het veld gestuurd.
A
enkele
B
enkelen

Slide 16 - Quiz

4.4 spelling
  • Optioneel filmpje met uitleg
  • Maken Leswijs 4.4 opgave 16 t/m 25 - stil en zelfstandig
  • Klaar? online opgaven bij uitlegfilmpje.
    (zoek op spellingregels deel 12 - links staan eronder)



Doel: Je weet wanneer je sommige of sommigen schrijft 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

4.4 spelling
  • Optioneel filmpje met uitleg
  • Maken Leswijs 4.4 opgave 16 t/m 25 - stil en zelfstandig
  • Klaar? online opgaven bij uitlegfilmpje.
    (zoek op spellingregels deel 12 - links staan eronder)



Doel: Je weet wanneer je sommige of sommigen schrijft 

Slide 19 - Diapositive

Terugblikken
Wat was het doel?                                                                     Heb je het doel bereikt?

Waar moet je nog aan werken?                                           Kon je je concentreren?

Wat vond je moeilijk?                                                                Wat lukte goed?

Slide 20 - Diapositive