1.5.3 woorden

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je hoe je vaste voorzetsels gebruikt.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je hoe je vaste voorzetsels gebruikt.

Slide 1 - Diapositive

Wat is 'de passie'?
A
een andere mogelijkheid hebben
B
iemand met een eigen bedrijf
C
een grote liefde voor iets
D
iets wat je goed kunt

Slide 2 - Quiz

Wat is de inspiratie
A
iets wat je goed kunt
B
groot/ belangrijk
C
het verloop/ de vooruitgang
D
de ingeving/ het idee

Slide 3 - Quiz

Wat is aanzienlijk?
A
steeds iets anders doen
B
het alleen mogen doen
C
last hebben van
D
groot/ belangrijk

Slide 4 - Quiz

zich realiseren
A
beseffen/ je bewust worden van iets
B
iets wat je goed kan
C
last hebben van
D
1. het verloop 2. de vooruitgang

Slide 5 - Quiz

de vaardigheid
A
een grote liefde voor iets
B
groot/ belangrijk
C
iets wat je goed kunt
D
wat je leert op de werkvloer

Slide 6 - Quiz

de promotie
A
iemand die ergens werkt
B
het vermogen om snel iets te begrijpen
C
last hebben van
D
de situatie dat je een hogere functie krijgt

Slide 7 - Quiz

de ontwikkeling
A
het vermogen om snel iets te begrijpen
B
zeggen dat iets klopt/ toegeven
C
een andere mogelijkheid hebben
D
1. het verloop 2. de vooruitgang

Slide 8 - Quiz

de sector
A
onderdeel van een beroepenveld
B
iemand met een eigen bedrijf
C
het alleen moeten doen
D
werken en verdienen op basis van een contract

Slide 9 - Quiz

Vaste voorzetsels

Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel: vertrouwen op, beschikken over, zich schamen voor.

Slide 10 - Diapositive

Vast voorzetsel
De betekenis van het werkwoord verandert soms als er zo'n vast voorzetsel bij staat, of als je het voorzetsel verandert.

Bijvoorbeeld:
LACHEN NAAR 
betekent iets heel anders dan 
LACHEN OM

Slide 11 - Diapositive

Oefenen

Slide 12 - Diapositive

Ik ben benieuwd ..... de cijfers

Slide 13 - Question ouverte

Hij is verantwoordelijk..... de organisatie

Slide 14 - Question ouverte

Zij verwachtte veel... het feest

Slide 15 - Question ouverte

Hij wilde niet ingaan.... mijn voorstel

Slide 16 - Question ouverte

Ik moest hem herinneren ... de afspraak

Slide 17 - Question ouverte

Hij zit helemaal in de knoop... zichzelf

Slide 18 - Question ouverte

Hij kwam niet... die plaats in het eftal ... aanmerking

Slide 19 - Question ouverte

Hij was erg ... de indruk ... de goede sfeer in het team

Slide 20 - Question ouverte

De avond werd georganiseerd... medewerking ... een paar leraren

Slide 21 - Question ouverte

Je doet dat meestal... combinatie ... een ander vak

Slide 22 - Question ouverte

Ik ging helemaal op... het taalspelletje

Slide 23 - Question ouverte