24-25 4.2 Arbeid

Pak a.j.b. je spullen:
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Pak a.j.b. je spullen:

Slide 1 - Diapositive

Pak je spullen:                                

Slide 2 - Diapositive

Exchange:
The following person may explain:







V5
V3

Slide 3 - Diapositive

Vandaag
4.2 Arbeid

  • Quizje 4.1
  • Enquête voor school
  • Arbeid: Voordoen
  • Afmaken opgaven
  • Formatieve quiz

Slide 4 - Diapositive

Plaats-tijd-diagram:

Wat is de snelheid?
A
1 m/s
B
2 m/s
C
0,5 m/s
D
10 m/s

Slide 5 - Quiz

snelheid-tijd-diagram:
Wat is de snelheid?
A
0 m/s
B
0,5 m/s
C
2 m/s
D
8 m/s

Slide 6 - Quiz

Snelheid-tijd-diagram:
Wat is de afgelegde weg
tussen t=0 en t=80s?
A
80 m
B
40 m
C
60 m
D
20 m

Slide 7 - Quiz

Wat is de afgelegde
afstand van 0 tot 120 s?
A
10 m
B
120 m
C
600 m
D
1200 m

Slide 8 - Quiz

Wat is juist?
Als er geen resulterende kracht is op een karretje, dan:
A
Staat hij stil
B
Heeft hij een constante snelheid
C
Dat kan niet
D
Dan versnelt hij

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
Als er wél een resulterende kracht is op een karretje, dan:
(resulterende kracht = totale kracht)
A
Staat hij stil
B
Heeft hij een snelheid
C
Dan vertraagt of versnelt hij
D
Dan versnelt hij

Slide 10 - Quiz

Welk (v,t)-diagram
hoort bij een constante snelheid?
v = velocity = snelheid
A
B
C

Slide 11 - Quiz

Bij welke snelheid-tijd-grafiek
is sprake van een
versnelling?

A
B
C
D
Bij A en B

Slide 12 - Quiz

Bij welke snelheid-tijd-grafiek
is sprake van een
vertraging?

A
B
C
D
Bij A en B

Slide 13 - Quiz

Bij welke snelheid-tijd-grafiek is er wél een resulterende Kracht?
(resulterende kracht = totale kracht)
A
B
C
D
Bij A en B

Slide 14 - Quiz

Enquête voor school

Pak je laptop en ga naar:

Slide 15 - Diapositive

Enquête voor school

Ga naar: mijnles.nu

Vul deze code in:           4 R C 1 7 Y M

Slide 16 - Diapositive

Bij welke snelheid-tijd-grafiek is er
geen resulterende Kracht?
(resulterende kracht = totale kracht)
A
B
C
D
Bij A en B

Slide 17 - Quiz

Arbeid
De hoeveelheid energie die  een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 

Slide 18 - Diapositive

Vrijwilliger nodig!

Slide 19 - Diapositive

Arbeid
W=Fs=505=250J
Arbeid = kracht x afstand
W = F x s
[F] = N
[s] = m
[W] = Nm = J

Slide 20 - Diapositive

Als je een object vasthoudt maar je beweegt niet

Dan verricht je geen arbeid!

Slide 21 - Diapositive

Negatieve arbeid
Arbeid van spieren is positief:




Als de verplaatsing de andere kant op wijst dan de verplaatsing, dan is de arbeid negatief.
Verplaatsing omhoog en
zwaartekracht naar beneden:
W=Fs
WFsp=2000,8=160Nm
WFz=2000,8=160Nm
   Verplaatsing         omhoog = 0,8 m

Slide 22 - Diapositive

arbeid uit een F, s diagram
Hoe bepaal je de arbeid,

als F niet constant is?

Slide 23 - Diapositive

 voorbeeld een uitgerekte veer 
Wat is de arbeid die een veer met dit (F,s)-diagram verricht tussen 3 en 5 meter?

Oppervlaktemethode:
W=1,3+4,0=5,3 J.

Slide 24 - Diapositive

Voorbeeld fiets 
Je fietst 20 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 100 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 650 N.

Bereken/bepaal de arbeid van de:
1. Spierkracht
2. Wrijvingskracht
3. Zwaartekracht
4. Normaalkracht

Slide 25 - Diapositive

Huiswerk: vragen?
Huiswerk was: Opgave 15 t/m 24
Wie heeft het af en snapt het?

20 min. om af te maken: Daarna wil ik het zien
Buur --> Klasgenoot --> Antwoordenboek--> Bureau

Helemaal klaar: Probeer 25 & 26



timer
1:00

Slide 26 - Diapositive

Huiswerk: Controleren & Afmaken
Huiswerk was: Opgave 15 t/m 24
Wie heeft het af en snapt het?

15 min. om af te maken: Daarna wil ik het zien
Buur --> Klasgenoot --> Antwoordenboek--> Bureau

Helemaal klaar: Probeer 25 & 26



timer
15:00

Slide 27 - Diapositive

Arbeid
De hoeveelheid energie die  een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 

Slide 28 - Diapositive

Zelfstandig werken
eerste 5min. alleen & in stilte

Lees in je boek blz:
119 t/m 120

En maak opgaven in deze volgorde:
15 t/m 24 --> dit is huiswerk
timer
5:00

Slide 29 - Diapositive

Welke kracht verricht hier positieve arbeid?

Slide 30 - Question ouverte

Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
Bereken de arbeid die de onderstaande krachten verrichten.
Spierkracht
Wrijvingskracht
Zwaartekracht
500 Nm
0 Nm
6000 Nm
500 Nm
0 Nm
6000 Nm

Slide 31 - Question de remorquage

Je fietst 10 m met een constante snelheid. Je spierkracht is 50 N. Je gewicht (zwaartekracht) is 600 N.
WFsp=5010=500Nm
WFw=5010=500Nm
WFz=6000=0Nm

Slide 32 - Diapositive

In formules staat de letter 's' voor:
A
snelheid
B
kracht
C
tijd
D
afstand

Slide 33 - Quiz

Tegenwerkende krachten leveren
A
arbeid
B
negatieve arbeid
C
snelheid
D
negatieve snelheid

Slide 34 - Quiz

Arbeid
De hoeveelheid energie die  een voorwerp krijgt door het met een kracht over een afstand te verplaatsen. 

Slide 35 - Diapositive

Als de meewerkende krachten en de tegenwerkende krachten aan elkaar gelijk zijn dan:
A
is er een versnelling
B
is er een vertraging
C
blijft de snelheid constant
D
staat het voorwerp stil

Slide 36 - Quiz

Wat is de eenheid van Arbeid
A
N
B
Nm
C
J
D
W

Slide 37 - Quiz

Een auto rijdt uit stilstand
weg bij een stoplicht.
Wordt hier arbeid verricht?
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quiz


Je houdt een tas van 5,0 kg 50 cm boven de grond vast gedurende 2,0 s. Hoe groot is de arbeid die je verricht?
A
98 J
B
2,5 J
C
2,5·10¹ J
D
0 J

Slide 39 - Quiz

Als een steen omhoog beweegt dan is de arbeid van de zwaartekracht:
A
positief
B
negatief
C
0

Slide 40 - Quiz

Een stoel, 25kg, wordt met een constante snelheid verschoven. Hierbij is een spierkracht van 180N nodig.
Bereken de arbeid die de spieren toevoegen om de stoel
2,0 m te verschuiven

A
50 J
B
50Nm
C
360Nm
D
4500Nm

Slide 41 - Quiz

In welke van onderstaande situaties wordt wél arbeid verricht?
A
Armpje drukken tussen twee even sterke mensen
B
Je duwt tegen een muur in je huis
C
Je gaat met de roltrap naar boven

Slide 42 - Quiz