13.3 Geluidssterkte

13.3 Geluidssterkte
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

13.3 Geluidssterkte

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt op een beeld van een oscilloscoop zachte en harde geluiden van elkaar onderscheiden.
  • Je kunt geluidssterkte meten met een decibel-meter.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen dB en dB(A).
  • Je kunt de gehoordrempel en pijngrens beschrijven.
  • Je kunt de geluidsterkte berekenen bij een veranderend aantal geluidsbronnen

Slide 2 - Diapositive

Geluidssterkte
Wanneer een voorwerp trilt maakt het geluid. Trillen is heen en weer bewegen. De snaren van een gitaar trillen als je ze aanslaat. Hoe harder je de snaar  aanslaat hoe verder de snaar tijdens het trillen van de evenwichtstoestand gaat. De maximale uitwijking is dan groter. De maximale uitwijking noemen we ook wel de amplitude.

Slide 3 - Diapositive

Geluidssterkte (decibel - dB)

Slide 4 - Diapositive

Amplitude

Slide 5 - Diapositive

Harder/zachter

Slide 6 - Diapositive

Harder/zachter/hoger/lager

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Geluidssterkte in dB
Een vreemde schaal
Meten in decibel werkt wel een beetje anders dan je gewend bent. Een stofzuiger maakt ongeveer 70 dB geluid. 
Toch maken 2 stofzuigers samen niet hetzelfde geluid als een startend vliegtuig met 140 dB.

Slide 9 - Diapositive

Geluidssterkte in dB
► Twee stofzuigers van elk 70 dB, maken samen 73 dB.
 
► Vier stofzuigers van elk 70 dB, maken samen 76 dB. 

► Acht stofzuigers van elk 70 dB, maken samen 79 dB.

Slide 10 - Diapositive

Rekenen met dB-schaal
De straalmotoren van een vliegtuig produceren een geluidssterkte van ongeveer 120 dB, een auto ongeveer 60 dB. De straalmotoren maakten 120 dB. Dat is 60 dB meer dan één auto. Dit betekent dat je het geluid van de auto (60 : 3 = ) twintig keer moet verdubbelen. Dat betekent dat de straalmotoren 1.048.576 keer zoveel geluid maken.

Andersom werkt dit natuurlijk ook.
Als het geluid twee keer zo 
zacht wordt, gaat er 3 dB af.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Amplitude van geluid =
A
Toonhoogte van geluid
B
Hardheid van geluid

Slide 13 - Quiz


A
Het geluid wordt hoger
B
Het geluid wordt harder
C
Het geluid wordt lager
D
Het geluid wordt zachter

Slide 14 - Quiz

In een fabriek is soms schadelijk geluid.
Wat is schadelijk geluid?
A
Geluid dat boven de gehoor-drempel licht
B
Geluid dat uit een mp3-speler komt
C
Schadelijk geluid is hetzelfde als hinderlijk geluid.
D
Geluid dat je gehoor kan beschadigen.

Slide 15 - Quiz

Hoe kleiner de ampiltude, hoe ..... het geluid
A
Harder
B
Hoger
C
Lager
D
Zachter

Slide 16 - Quiz

Geluidssterkte meet je met een ........
A
Decibelmeter
B
Oscilloscoop
C
Toongenerator

Slide 17 - Quiz

Wat is geluid?
A
Geluid is een trilling, een golf zoals light.
B
Geluid is energie
C
Geluid is een kracht
D
Geluid is een deeltje zoals water

Slide 18 - Quiz

Geluid komt uit .....
A
een geluidsbron
B
een lichtbron
C
je oren

Slide 19 - Quiz

Geluid kan zich niet verplaatsen in
A
Vaste stoffen
B
Gassen
C
Luchtledige
D
Vloeistoffen

Slide 20 - Quiz

geluid verplaats door.....
A
Muziek
B
elektronen
C
Golven

Slide 21 - Quiz

De geluidssnelheid is het grootst in?
A
Vaste stoffen
B
Vloeistoffen
C
Gassen

Slide 22 - Quiz

Een microfoon is een ........

A
Geluidsbron
B
Geluidsontvanger

Slide 23 - Quiz

Het menselijk gehoor kan geluiden horen met een frequentie tussen ....
A
20 en 2000 Hz
B
20 en 30000 Hz
C
10 en 20000 Hz
D
20 en 20000 Hz

Slide 24 - Quiz

geluid komt van de geluidsbron via de lucht in je oor
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Geluid kan zich alleen verplaatsten door lucht
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Frequentie is het aantal trillingen per
A
Minuut
B
Seconde
C
Uur

Slide 27 - Quiz

Een oscilloscoop maakt geluid ...
A
Hoorbaar
B
Zichtbaar

Slide 28 - Quiz

De benen van een stemvork bewegen in 10 seconden 660 keer heen en weer.
Hoe groot is de frequentie?
A
660 Hz
B
6600 Hz
C
66 Hz

Slide 29 - Quiz

Als de frequentie omlaag gaat, gaat de toonhoogte...
A
Omhoog
B
Omlaag
C
Verandert niet

Slide 30 - Quiz

Een snaar trilt 120 keer per minuut. Wat is de frequentie?
A
2 Hz
B
60 Hz
C
120 Hz
D
4 Hz

Slide 31 - Quiz

Aan de slag!
Maak 13.3 opdr. 4, 5, 6, 8, 9 (p. 41-45 NOVA deel 4B)

Dit is huiswerk voor de volgende les.

Zorg dat je je huiswerk goed bijhoud zodat je niet achter loopt op de lesstof!

Slide 32 - Diapositive