A3 Het dagboek van de aarde, paragraaf 2.2

2.2 Het dagboek van de aarde


1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

2.2 Het dagboek van de aarde


Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen:

- Je kunt beschrijven hoe een fossiel in een gesteente terechtkomt.
- Je kunt uitleggen waarom bodemlagen en fossielen veel kunnen vertellen over de geologische geschiedenis van de aarde.
- Je kunt met behulp van voorbeelden de relatieve en absolute ouderdom van bodemlagen vaststellen.


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Het dagboek van de aarde.
Waar gaat paragraaf 2.2 over?

Slide 4 - Carte mentale

Door de bestudering van wat, weten we veel over de geschiedenis van de aarde?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een fossiel?
A
Beide
B
Een versteend overblijfsel van een skelet
C
De afdruk van een dier of plant
D
Geen van beide

Slide 6 - Quiz

Wat is een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van fossielen?

Slide 7 - Question ouverte

Bekijk bron 7. Wat is de juiste volgorde?
1. Het gesteente erodeert, het fossiel blijft over.
2. De dinosaurus sterft
3. De sedimenten (zand en klei) verharden en drukken op het skelet
4. De laag met het fossiel komt meer en meer aan de oppervlakte door verwering en erosie
5. Lagen zand (en klei) bedekken de dinosaurus, zachte delen lossen op
A
2-4-3-5-1
B
2-5-3-4-1
C
2-3-4-5-1
D
2-1-5-4-3

Slide 8 - Quiz

Een ammoniet is een gidsfossiel.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Geef de omschrijving van een gidsfossiel.

Slide 10 - Question ouverte

Welke drie soorten gesteenten zijn er?

Slide 11 - Question ouverte

Sedimentgesteente
Voorbeelden van sedimentgesteente zijn zandsteen,  schalie en kalksteen. Ontstaan door het samenpersen van lagen zand, klei en schelpen (kalkskeletten) .
Zand --> zandsteen

Klei --> schalie

Slide 12 - Diapositive

Stollingsgesteenten
Ontstaan door het ondergronds stollen van magma.
Deze gesteenten vind je dus altijd in de buurt van vulkanische gebieden.


                                                            
                                                                              graniet                                                               

Slide 13 - Diapositive

Waar of niet waar? Voordat lava naar buiten komt heet het magma.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Metamorf gesteente
Ontstaan diep in de aarde onder hoge druk & temperatuur.
Het oorspronkelijke gesteente is een stollings- of sedimentgesteente.


Slide 15 - Diapositive

In wel gesteente kunnen fossielen worden gevonden?
A
Kalksteen
B
Marmer
C
Graniet

Slide 16 - Quiz

Het gesteente graniet vertelt ons dat .................
A
hier vroeger een zee was
B
hier vroeger vulkanen waren

Slide 17 - Quiz

In welk gesteente kan je duidelijke lagen onderscheiden?
A
sediment gesteente
B
stollingsgesteente
C
metamorf gesteente

Slide 18 - Quiz

Tot welke hoofdgroep van gesteenten behoort de Grand Canyon?
A
Sedimentgesteenten
B
Stollingsgesteenten
C
Metamorfe gesteenten

Slide 19 - Quiz

Relatieve ouderdom
Van de meeste dingen op aarde weten we niet hoe oud ze precies zijn.
We kunnen wel aangeven of iets ouder of jonger is dan iets anders = relatieve ouderdom

Slide 20 - Diapositive

Relatieve ouderdom
Grondlagen die dichter aan het aardoppervlak liggen zijn jonger dan grondlagen dieper in de aarde.

Slide 21 - Diapositive

Geef de omschrijving van absolute ouderdom.

Slide 22 - Question ouverte



Met gidsfossielen kan de absolute ouderdom van een gesteentelaag worden bepaald.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

330 miljoen jaar geleden is steenkool ontstaan.
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 24 - Quiz

1. De tijd van de dinosauriërs was voor de tijd van de mensen
2. De laatste massa extinctie was 66 miljoen jaar geleden.
A
1. relatieve ouderdom 2. absolute ouderdom
B
Beide relatieve ouderdom
C
1. absolute ouderdom 2. relatieve ouderdom
D
Beide absolute ouderdom

Slide 25 - Quiz

Ouderdom meten met behulp van radioactiviteit
A
Relatieve ouderdom
B
Absolute ouderdom

Slide 26 - Quiz

De grondlaag die het diepst ligt, is de oudste grondlaag.
A
Absolute ouderdom
B
Relatieve ouderdom

Slide 27 - Quiz

Heb je nog vragen over deze paragraaf? zo ja, noteer ze hier.

Slide 28 - Question ouverte

Als je klaar bent ga Aan de slag
Gebruik de studieplanner.  Maak de opdrachten van paragraaf 2.2 en controleer je antwoorden. 


Als je klaar bent ga je de volgende opdrachten maken van paragraaf 2.2 op pagina 36 en 37 van je werkboek:

Opgave 3, 5a, c en d, 6, 7 en 8b

Ben je hiermee klaar dan laat je dit aan mij zien!

Slide 29 - Diapositive