tentamen

Wat is de Arbowet?
A
het recht op gelijke kansen
B
gelijke lonen
C
het recht om veilig en gezond te werken
D
ziekteverzuim
1 / 22
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is de Arbowet?
A
het recht op gelijke kansen
B
gelijke lonen
C
het recht om veilig en gezond te werken
D
ziekteverzuim

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat staat er in de Arbeidstijdenwet?
A
Wet waarin de regels staan over werktijden
B
Wet waarin de regels staan over rusttijden
C
Wet waarin de regels staan over lonen en vakantiedagen
D
Wet waarin de regels staan over werktijden en rusttijden

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat staat er NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
werktijden
B
loon
C
pensioen-afspraken
D
vakantiedagen

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De Arbowet en de arbeidstijden wet worden gecontroleerd door?

A
De arbeidsinspectie
B
De keuringsdienst van waarde
C
De werkgever en de werknemer
D
De politie

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het aanbod van arbeid heet ook wel de beroepsbevolking. Wat hoort niet bij de beroepsbevolking?

A
Werkzame beroepsbevolking
B
Werkende van 76 jaar
C
Werkloze beroepsbevolking
D
Werkloze van 55 jaar

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

geschoold werk
ongeschoold werk

Slide 7 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke situatie(s) wordt de Algemene wet gelijke behandeling overtreden?
A
Noah krijgt de baan niet omdat een andere kandidaat meer ervaring heeft.
B
Luca krijgt de baan niet omdat hij pas over 3 maanden kan beginnen.
C
Nora wordt afgewezen omdat ze 54 jaar oud is.
D
Geert wordt afgewezen omdat hij uit Ethiopië komt.

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions



Minimum brutoloon 15 jarige = € 510,30 (fulltime)
Minimum brutoloon 19 jarige = € 1020,60 (fulltime)
Bereken de procentuele stijging.

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Je brutoloon is € 2.139 per maand. Daarop houdt je werkgever de volgende bedragen in: loonbelasting € 623, premie volksverzekeringen € 119. Bereken hoeveel loonheffing er op je brutoloon wordt ingehouden?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een vrijwilligersorganisatie werken 33.700 mensen. Zij besteden 106 uur per persoon per jaar aan vrijwilligerswerk.
De vergoeding per uur is €9,80.
Bereken de economische waarde van dit vrijwilligerswerk.

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

flexibele baan
vaste baan
uitzendbaan
geen proeftijd bij minder dan 6 maanden
oproepcontract
2 maanden proeftijd

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Besloten Vennootschap
Naamloze Vennootschap
Eenmanszaak
Vennootschap onder firma
Stichting
Zelfstandige Zonder Personeel
Onderneming met één of meerdere eigenaren als aandeelhouder. Deze aandelen zijn niet voor iedereen te koop.
Een onderneming met één of meerdere eigenaren. Bij deze ondernemingsvorm is er geen sprake van aandelen.
Onderneming waarvan één persoon de eigenaar is én personeel in dienst kan hebben. De eigenaar is privé-aansprakelijk voor schulden.
Dit bedrijf heeft aandeelhouders. Deze aandeelhouders zijn (meestal) onbekend en veranderen dagelijks
Iemand die voor zichzelf werkt. Heeft geen personeel in dient en heeft meestal een eenmanszaak.
Streeft niet naar winst, maar wil een doel behalen.

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn verschillende ondernemingsvormen en bijbehorende rechtsvormen.
Sleep de genoemde ondernemingsvormen naar het juiste vak.
Rechtspersoon
Natuurlijk persoon
Vennootschap onder Firma
Naamloze Vennootschap
Eenmanszaak
Besloten Vennootschap
ZZP-er

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de bedrijven naar de juiste productiesector
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
School
Landbouwbedrijf
Kledingfabriek
Bank

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een overschot op de arbeidsmarkt (een RUIME arbeidsmarkt) is er meer ....
A
vraag
B
aanbod

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is werkgelegenheid?
A
Geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
B
Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag
C
aanbod van arbeid van de beroepsbevolking
D
bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid

Slide 17 - Quiz

A = arbeidsmarkt
B = werkloosheid
C= beroepsbevolking
D = werkgelegenheid
Arbeidsparticipatie
A
iedereen van 15 t/m de pensioen die werkt of werkloos is
B
Arbeidsdeelname: percentage van de bevolking dat bij de beroepsbevolking hoort
C
Alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid
D
het geheel van vraag en aanbod naar arbeid

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De vraag naar arbeid:
A
Mensen die willengaan werken
B
Mensen die werk zoeken
C
Alle banen bij de bedrijven en overheid
D
Bedrijven en overheid die mensen zoeken.

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn verschillende soorten werkloosheid. Kies de juiste omschrijving bij de juiste soort werkloosheid
Structurele werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Regionale werkloosheid
Frictie werkloosheid
Seizoenswerkloosheid
Werkloosheid die ontstaat door blijvende veranderingen.
Werkloosheid als gevolg van dalende bestedingen
Werkloosheid die in een bepaald gebied hoger is
Werkloosheid vanwege de tijd die het kost om te solliciteren
Werkloosheid omdat er maar een deel van het jaar werk is

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Frictie-werkloosheid
Seizoen-werkloosheid
Regionale werkloosheid
Tussen twee banen
Bepaald deel van het jaar
In bepaalde gebieden
Door een daling in koopkracht
Door technologie
Door een opleiding die niet geschikt is

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken het nettoloon. Brutoloon: €1480 en de inhoudingen zijn 18% van het brutoloon. Schrijf je berekening op.

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions