spelling

Aan welke woorden herken je de verleden tijd in een zin? noem er minstens 1
1 / 13
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Aan welke woorden herken je de verleden tijd in een zin? noem er minstens 1

Slide 1 - Question ouverte

Wat is een klankveranderd werkwoord?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is een klankvast werkwoord? Noem er minstens 1.

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Ik (proberen) _____ het goede antwoord op te schrijven.

Slide 5 - Question ouverte

(twisten) vorige week ____ wetenschappers over de bewijzen?

Slide 6 - Question ouverte

(landen) Gisteren ____ de meteoriet gelukkig niet op de aarde.

Slide 7 - Question ouverte

(herhalen) Het experiment wordt ____ met nieuwe proefpersonen.

Slide 8 - Question ouverte

(stichten) In de oudheid ____ de Egyptenaren dorpen langs de Nijl

Slide 9 - Question ouverte

(houden) ____ je zusje van musicals?

Slide 10 - Question ouverte

(antwoorden) ____ je op de lastige vraag?

Slide 11 - Question ouverte

werkblad blz. 1
Maak werkblad blz. 1 samen met een maatje. Schrijf achter iedere zin of het tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) is. 

Slide 12 - Diapositive

Werkblad blz 2
Ga nu werkblad blz. 2 zelfstandig maken. Vraag hulp als het nodig is.
Klaar?? kijk na. 

Slide 13 - Diapositive