12/12

Planning
- Lesdoel
- Uitleg werkwoordspelling
- Opdracht werkwoordspelling
- E-mail (brief 2) inleveren bij de docent
- Vragen?
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
Nederlands

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Planning
- Lesdoel
- Uitleg werkwoordspelling
- Opdracht werkwoordspelling
- E-mail (brief 2) inleveren bij de docent
- Vragen?

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je uitleggen wanneer je een 'd' of een 't' (of allebei) invult bij het vervoegen van een werkwoord.

Slide 2 - Diapositive

Werkwoordspelling
Het vervoegen van de persoonsvorm

Zwakke werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
Regel: (voorbeeld werkwoord: fietsen)

Ik, ... jij?:                                            stam                                              (fiets)
Jij.../u/hij/zij:                                  stam + t                                        (fietst)  
Wij/jullie/zij (mv):                        hele ww                                        (fietsen)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Schrijf op in de tegenwoordige tijd
Werkwoord: vermelden

Ik, ... jij? : ...
Jij/u/hij/zij: ...
Wij/jullie/zij (mv): ...

Slide 6 - Diapositive

Verleden tijd
Regel (voorbeeld werkwoord: fietsen):
  •  Laatste letter van de stam in 't kofschip? - een t
  • Zit het werkwoord - en = de stam (fiets) in 't kofschip? Ja. Dus een t.

Ik, ... jij?:                                         stam + te/de                             (fietste)
Jij/u/hij/zij:                                   stam + te/de                             (fietste)
Wij/jullie/zij (mv):                      stam + ten/den                        (fietsten)

Slide 7 - Diapositive

Schrijf op in de verleden tijd
Werkwoord: vermelden

Ik, ... jij? : ...
Jij/u/hij/zij: ...
Wij/jullie/zij (mv): ...

Slide 8 - Diapositive

Let op:
- In de verleden tijd komt dus nooit  'dt'
- Werkwoorden met een dubbele medeklinker, 'verliezen' een medeklinker in de verleden tijd (voorbeeld: knippen - knipten).
- Vervoeg altijd vanuit het hele werkwoord. Staat er geen 'd' of 't' in? Dan kan er dus niet ineens 'dt', 'dd' of 'tt' komen te staan (reageerdde is dus fout: hele werkwoord = reageren -> 'r' staat niet in 't kofschip -> reageerde).

Slide 9 - Diapositive

Opdracht: placemat (groepjes van 4)
Werkwoorden: 
1. Plukken
2. Bewerken
3. Duwen 
4. Rennen
5. Belanden
6. Bonzen
7. Ontvoeren
8. Pakken 
Ronde 1:
- Voor je ligt een placemat. De kant die voor jou ligt, vul je in. 
- Kijk goed naar de vervoeging die jij moet invullen (ik-vorm, hij-vorm, wij-vorm of voltooid deelwoord) en ik welke tijd (vt).
- Vul de werkwoorden voor jezelf in.
- Tijd: 5 min. 

Slide 10 - Diapositive

Opdracht: placemat
Werkwoorden: 
1. Plukken
2. Bewerken
3. Duwen 
4. Rennen
5. Belanden
6. Bonzen
7. Ontvoeren
8. Pakken 
Ronde 2:
- Draai het papier een kwartslag.
- Controleer de antwoorden die je nu voor je ziet (die je buurman heeft gemaakt). 
- Verbeter zo nodig de antwoorden.
- Tijd: 2 min.

Ronde 3 (alleen voor groepjes van 3):
- Hetzelfde als ronde 2.
- Tijd: 2 min.

Slide 11 - Diapositive

Nabespreken
- De docent wijst verschillende leerlingen aan voor het geven van een antwoord. 

Slide 12 - Diapositive

Inleveren brief 2 voor feedback
- De feedback ontvang je dinsdag.


Voor volgende week: leesboek mee!!!

Slide 13 - Diapositive