Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Wat gaan we vandaag doen?
Aan het einde van de les weet je wat je
moet leren voor de toets in de toetsweek
Wir lernen über Aussprache
Wir reden mit einander auf Deutsch
Slide 1 - Diapositive
Waarom doen we dit?
Voorbereiding op de toets
Aussprache
Reden
Slide 2 - Diapositive
Wat weten we al?
Slide 3 - Diapositive
Dit niet
Slide 4 - Diapositive
Dit niet
Slide 5 - Diapositive
ook tt van
haben en sein!
Slide 6 - Diapositive
Naamvallen
alléén keuzevoorzetsels (Dativ of Akkusativ)
denk aan je spiekbriefje!
Slide 7 - Diapositive
De toets zelf
in totaal 46 punten
70% goed is een voldoende
dus bij 32 punten: 6
Slide 8 - Diapositive
De toets zelf
Opgave 1 Lernecke D-N (6 Punkte)
Wähle eines der untenstehenden niederländischen Wörter, das passt als Gegensatz zu dem deutschen Wort. Übersetze das passende Wort ins Deutsche.
Opgave 2 Lernecke N-D (10 Punkte)
Übersetze diese Wörter ins Deutsche.
Slide 9 - Diapositive
Opgave 3
Lernecke N-D (6 Punkte)
Lies jeweils die deutsche Umschreibung und finde das dazugehörige niederländische Wort. Übersetze das passende Wort ins Deutsche. Es bleiben zwei Wörter übrig.
Opgave 4
Grammatik: Verben (6 Punkte)
Ergänze die richtige Formen von haben, sein oder werden im Präteritum (verleden tijd) in den Sätzen.
Slide 10 - Diapositive
Opgave 5
Grammatik: Fälle (6 Punkte)
Beantworte die Fragen in ganzen Sätzen und benutze in den Antworten die passende Wechselpräposition und das gegebene Substantiv. Achte auch auf die richtige Form des Artikels (lidwoord).
