present simple vs present continuous revision

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Hi B1j

Today's plan:

• check ex 4 and 6 p 159
• revision: present simple vs present continuous
• finish your study overview

Grammar revision

Present simple or present continuous??

Present continuous

How?

to be + verb-ing

To be 

I am

you are

he/she/it is

we are 

you are 

they are

Verb + ing

Let op: 

- Bij werkwoorden die eindigen op -e vervalt de -e:

make - making

use - using

have - having

- Als er een korte klinker voor de laatste letter staat verdubbelt deze:

stop - stopping

let - letting

When?

Je gebruikt de present continuous:

- als iets op dit moment bezig is

- iemand iets aan het doen is

examples

I am doing homework. 

My dad is making dinner.

We are listening to music. 

Daisy is studying for a test.

They are playing football. 

What are you doing?

Questions

Zet de vorm van to be vooraan in de zin:

Are you watching TV?

Is John sleeping?

Are they playing video games? 

Negations

Zet not achter de vorm van to be. Je mag ook de afkorting gebruiken:

Patty is not drinking coffee.

I'm not working on a project at the moment.

He is not reading a book right now.

They aren't having lunch.

• Let op de volgende woorden

• now
• right now
• at the moment
• look!
• listen!

Let's give it a try:

1. My mum usually (to bake) a cake for my birthday.

2. At the moment, Jenny (to watch) a movie on TV.

3. Look! The sun (to shine) again. The rain has stopped.

4. Angela (to work) at the hairdresser's every Saturday.

5. We always (to have) biology on Wednesday. 

6. I (to call) your parents right now!

7. Joey (to like) playing basketball. It's his favourite sport.

8. My parents (to cook) dinner now so I think it will be ready soon. 

Study overview

• Verdeel je blad in 4 vakken --> 
• Vak linksboven: schrijf hier de 10 woorden van blz 96/97 die je het moeilijkst vindt met de vertaling erbij.
• Vak rechtsboven: schrijf hier de regels voor much/many met minimaal 2 voorbeelden met much en 2 met many
• Vak linksonder: Schrijf hier de regels van bezit. Wanneer gebruik je 's en wanneer alleen '? Wanneer gebruik je of?  Geef voorbeelden
• Vak rechtsonder: Schrijf hier de regels van de present simple en present continuous. Wanneer gebruik je welke? Geef voorbeelden