Minor A1 Unidad 3 MP

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
spaansHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lidwoord of niet?
Buenas tardes,______señora García.
¿Es usted___señor Gómez?
_____señora Alonso es profesora


Slide 2 - Question ouverte

Programa Unidad 3
  • Familie relaties
  • Uiterlijk en karakter beschrijven
  • Getallen tot 100
  • Zeggen of je iets leuk vindt of niet
  • Data en de maanden van het jaar

Slide 3 - Diapositive

ME GUSTA MI GENTE
TB P.29 
1a. Las fotos de Isabel: ¿ en qué orden se mencionan? 
1: Elisa / su hija                                    
2: sus compañeras de trabajo
3: su padre con sus compañeros de fútbol.
4: Laura y Marcelo/ sus hermanos 
¿ Qué significa mis hijos, mis nietos, mis amigos, mi viaje a...,mis compañeros de trabajo ,  mi cumpleaños....?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Una familia famosa
TB p.30, 2a: lees de tekst
 2b: Vul de stamboom in


Pilar
Mónica
Leonardo
2c: Welk lid van de familie zou aan het woord kunnen zijn?
1.Pilar
2.Luna+Leonardo
3.Carlos y Pilar
4.Javier
5.Carlos y Pilar
WB: andere oefeningen van familie: 1,2,3,4,22

Slide 6 - Diapositive

Vul de tabel aan: Wat betekent?
  • Voor ouders en broers  gebruik je de mannelijk vorm meervoud: 
          el padre +la madre= los padres
  • - ¿ Tienes hermanos? 
          * Sí, una hermana
  • In Spanje : el marido y la mujer.
  • In Latijns-Amerika ook : el esposo y la esposa.
  • Meer woorden p.171 "la familia".
timer
1:30

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

TBP.31, 4a LOS POSESIVOS
 
  • Het bezittelijk voornaamwoord richt zich niet naar de bezitter.

¿ Qué significa? : Luis y su tío/ Luis y su tía.

                                     Eva y su tío /Eva y su tía.
                                      Los padres y sus hijos.
                                      Sr. Bardem, su mujer es fantástica.
Luis en zijn oom. Luis en zijn tante.
Eva en haar oom. Eva en haar tante.
De ouders en hun kinderen.
Meneer Bardem,  uw vrouw is fantastisch.

Slide 12 - Diapositive

LOS POSESIVOS nr. 4b, TB P.31
 
Maak zinnen/vragen met behulp van het schema bij 4b. Gebruik in elk geval uit de middelste kolom alle elementen minstens 1 keer.

Geef dan op minstens 2 vragen een zo compleet mogelijk antwoord en verwerk dan ook weer een bezittelijk voornaamwoord


Slide 13 - Diapositive

Mis tíos
jullie zussen
onze ooms
haar broers
mijn oom en tante
vuestras hermanas
nuestros tíos
sus hermanos

Slide 14 - Question de remorquage

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

WB. p.30, oef.5
  • Tu/ Su familia
  • mi familia
  • mi tío
  • mi madre
  • mis dos hermanos
  • mi abuelo
  • nuestro circo

WB: Andere oefeningen bezittelijke voornaamwoorden: oef.17 en 21

Slide 17 - Diapositive

TB . p.32 
UNA EMPRESA FAMILIAR  
6. ¿Le gusta el chocolate?
Lees de tekst en omcirkel de woorden die met het onderwerp "familie " te maken hebben.

Slide 18 - Diapositive

Welke woorden die met het onderwerp "familie" te maken hebben herinner je?

hijo, nieto, familiar, hermanos, sobrino, padre, abuelo.

Slide 19 - Question ouverte

Los números (de getallen)
1 t/m 10: uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez
  • 1: uno/ 10: diez/ 20: veinte/ 30: treinta/ 40:cuarenta/ 50: cincuenta/ 60: sesenta/ 70: setenta/ 80: ochenta/ 90: noventa/ 100: cien
  • Getallen die op uno eindigen, krijgen voor vrouwelijke woorden  de uitgaan una ( treinta y una fábricas).
  • Bij mannelijke woorden valt de -o weg ( treinta y un empleados)
U: Unidad: eenheid
D: Decena : tiental
WB: Oefeningen van getallen: 6, 16

Slide 20 - Diapositive

noventa y dos
cuarenta y cinco
quince
sesenta y ocho
treinta y tres
veintiuno
cincuenta y cinco
setenta y seis
ochenta y nueve
once

Slide 21 - Question de remorquage

Slide 22 - Vidéo

TB:oef. 8 Unas cifras sobre la empresa valor
  • ¿Cuántos/-as? = hoeveel?
¿ Cuántos empleados?
¿ Cuántas chocolaterías?
  • Naar iemands leeftijd vragen : met TENER
¿ Cuántos años tienes? ( hoe oud ben jij?)
  • Luister oef. 8 en geef antwoord aan de vragen.
1. 55 años
2. 7 miembros de la familia
3. 34 chocolaterías
4. 300 empleados
5. a 60 países
6. 100 productos diferentes
WB: andere oefening van hoeveelheid en getallen, oef. 20

Slide 23 - Diapositive

Somos diferentes : Bijvoeglijke naamwoorden om iemand te beschrijven.
  •  Bijvoeglijke naamwoorden richten zich in getal en geslacht naar het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen



TB. p.33, oef.10. Lees de tekst en onderstreep hun eigenschappen. Daarna vul de tabel aan

un hombre atractivo
un hombre interesante
un hombre original
una mujer atractiva
una mujer interesante
una mujer original

Slide 24 - Diapositive

Bijvoeglijke naamwoorden on te beschrijven 

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Diapositive

¿Quién es Cristobal,  Enrique,
José Ángel y Alonso?

Slide 28 - Diapositive

TB. p. 34 oef. 12 ¿ Él o ella?

1
2
3
4
5
6
Javier
Penélope
Los dos
Javier: 1,5,6
Penélope: 2,3
Los dos: 4
WB: Andere oefeningen van beschrijvingen : 8,9,10,11,18

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Diapositive

TB. p.34 Werkwoord: GUSTAR
 Me Gusta el cine
  • Gusta:
Het wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud (me gusta el cine) of infinitief  (me gusta ver películas por internet).  
  • Gustan:
Het wordt gebruikt voor een zelfstandig naamwoord in het meervoud ( me gustan las películas románticas).
  • Na me gusta/gustan volgt een werkwoord of  een lidwoord: el, la, los, las  en een zelfstandig naamwoord: Me gusta la música 
  • oef.14
Tabel invullen "iets leuk vinden of niet"
( No) Me gust......... el cine
                                       ver la tele
( No) Megust.......... los actores españoles                                                      las  películas de terror

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

TB: Oef. 15 

- ¿Te gusta ....el café/ el vino/ viajar...?
- ¿ Te gustan... las fiestas.... 
      las  películas románticas?
  • sí.
  • Sí, mucho.
  • Bastante.
  • No.
  • No mucho.
  • No, nada

Usted
-¿Le gusta .....el café/ el vino/ viajar..?
- ¿ Le gustan... las fiestas....
      las películas románticas?
  • sí.
  • Sí, mucho.
  • Bastante.
  • No.
  • No mucho.
  • No, nada

Slide 35 - Diapositive

WB: andere oefeningen met  GUSTAR: oef.13 a,b,c
WB. p.32 , oef. 12
1. El cine
2. Los actores españoles
3. La ópera
4. Viajar en avión
5. Las personas arrogantes

Slide 36 - Diapositive

TB. p.35 , 16
¿CUÁNDO ES TU/SU CUMPLEAÑOS?
Bij een datum wordt het bepaald lidwoord gebruikt:
1 april: El uno de abril ( in Spanje)
             El primero de abril (in Latinoamérica)
WB: andere oefeningen met de maanden van het jaar oef. 14

Slide 37 - Diapositive

Nog te doen :-)
Andere oefeningen uit het WB: oef. 7, 15, 19, 23

Slide 38 - Diapositive

TB. p.37 Panamericana : En Guatemala, El Salvador y Honduras con Hilda: Lezen / Beantwoord de vragen (
1. Waar wonen de ouders van Hilda (stad + land)?
2. Waarmee verdienen zij hun geld?
3. Hoeveel broers en zussen heeft Hilda?
4. Wat voor landschap heeft het land waar Hilda vandaan komt?
5. Waar ligt het meer Atitlán?
6. Wat is er te zien in Tikal?
7. In welke periode kun je het land het best bezoeken?
8. Hoe heet de hoofdstad van het land? Wat voor stad is het?
9. Wat vertelt Hilda over Antigua? Noem minimaal vijf dingen:
10. Hoeveel inwoners van het land zijn van inheemse afkomst?
11. Noem een religieus ritueel van de inheemse bevolking:
12. Wat voor soort markt is de markt van Chichicastenango?
13. Welke informatie haal je uit de tekst over El Salvador?
14. En wat wordt verteld over Honduras?



Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Planning 
  • Eerst Schrijfopdracht in het portfolio plaatsen
  • Leren
je familie beschrijven
de bezittelijke voornaamwoorden
de getallen 0 t/m 100
personen beschrijven 
het werkwoord gustar (leuk vinden) : leren en toepassen
het werkwoord SER herhalen
  • WB oefeningen maken  + Reglas y Sistemas

Slide 41 - Diapositive