Homoniemen, synoniemen, antoniemen

Homoniemen, synoniemen en antoniemen 
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Homoniemen, synoniemen en antoniemen 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Homoniemen

Slide 3 - Diapositive

Kijk eens naar de volgende zinnen:

1. Mijn broer en ik zitten op de bank tv te kijken

2. Mijn kleine zusje heeft voor het eerst geld op de bank gezet.


Wat valt je op aan deze 2 zinnen?

Slide 4 - Diapositive


1. Mijn broer en ik zitten op de bank tv te kijken

2. Mijn kleine zusje heeft voor het eerst geld op de bank gezet.


bank --> hetzelfde woord, maar 2 betekenissen

Dit noem je homoniemen

Slide 5 - Diapositive

Homoniemen

De woorden zijn qua vorm en klank hetzelfde, maar hebben een andere betekenis.


bal (feest, rond voorwerp)
blik (dun metaal, oogopslag)
was (wasgoed, vetachtige stof)

Slide 6 - Diapositive

Homoniem of niet?
pad
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Homoniem of niet?
Kussen
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Homoniem of niet?
water
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

De [aanslag] kun je makkelijk verwijderen.
A
misdadige aanval
B
laagje afgezet vuil
C
ernstige benadeling

Slide 10 - Quiz

U kunt het beste de [ring] nemen om er te komen.
A
cirkelvormig voorwerp
B
strijdperk
C
kring
D
rondweg

Slide 11 - Quiz

Wat een [spook]!
A
geest
B
waanvoorstelling
C
magere onuitstaanbare vrouw

Slide 12 - Quiz

Appels met [stekken] laat ik liggen.
A
loot
B
rotte plek
C
vaste aasplek

Slide 13 - Quiz

De oude man begint te [malen] over de energierekening.
A
fijnmaken
B
draaien(van een molen)
C
piekeren
D
in de war zijn

Slide 14 - Quiz

De wet maakt het mogelijk criminelen te [plukken].
A
van takken losmaken
B
ontdoen van veren
C
geld afpakken
D
trekken, peuteren

Slide 15 - Quiz

Carla wil [zich aansluiten] bij de tennisclub.
A
telefonisch verbinden
B
het met iets eens zijn
C
lid worden

Slide 16 - Quiz

Het lijkt mij een nogal [sterk] verhaal.
A
stevig gemaakt
B
veel van een bepaalde stof bevattend
C
vol spierkracht
D
overdreven

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Welk tweetal vindt een woord (homoniem) met de meeste betekenissen in 2 minuten? Je mag zoeken op internet. 
Schrijf het homoniem in je schrift, met de betekenissen erbij. 
Voorbeeld: TOP --> 4x
(bergtop, bovendeel, super, onderdeel zeilboot) 
timer
2:00

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Lien

LPT-opdracht: 
Wie maakt er een mooie zin met een homoniem die voor spraakverwarring zorgt? 

Bijv: 

Slide 20 - Diapositive

Super Challenge!
Kom gedurende één minuut voor de klas praten over de aap, zonder het woord aap ook maar één keer te gebruiken. 
timer
1:00

Slide 21 - Diapositive

Challenge met je groepje!
  • Kies zelf een woord en schrijf het in je schrift zonder dat anderen het zien. 
  • Vertel over het woord zonder het woord te noemen.
  • Je groepsleden moeten raden welk woord je hebt.
timer
0:30
30 sec per persoon

Slide 22 - Diapositive

Schrijf in je schrift:
  • Welke woorden gebruikte je in de plaats van het woord dat je niet mocht noemen? 
  • Schrijf dit lijstje op in je schrift. 
  • Je hebt hiervoor 1 minuut de tijd.
timer
1:00

Slide 23 - Diapositive

Synoniemen
Sommige woorden hebben dezelfde betekenis. 
Bijvoorbeeld de woorden juist en correct. 
Dat soort woorden noem je synoniemen.

Als twee woorden synoniemen van elkaar zijn, kun je ze door elkaar vervangen.
Dat antwoord is correct. = Dat antwoord is juist.
Sommige woorden hebben meer dan één synoniem. (goed, juist, correct)

Slide 24 - Diapositive

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 25 - Quiz

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 26 - Quiz

Kijk naar het volgende filmpje.
Arjen Lubach noemt veel synoniemen.
Kies hieronder één woord en schrijf er zoveel mogelijk synoniemen van op in je schrift.

  • Terreur
  • Boemerang
  • Keeper


Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Synoniemenwedstrijd!
  • Samen met je tweetal: verzin zoveel mogelijk woorden met een synoniem erbij, in 1 minuut. 
  • Schrijf deze op in je schrift.
timer
1:00

Slide 29 - Diapositive

Groep 1 schrijft zijn vijf woorden op het bord. De andere groepen zoeken naar zoveel mogelijk synoniemen bij de 5 woorden en schrijven ze op. Dan komt groep 2 aan het bord enz.. 
Per groepje 30 seconde de tijd!
  

Wie vond de meeste synoniemen?
timer
0:30

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 32 - Diapositive

Wat zijn de antoniemen van 
deze woorden? 

1. Gezond 
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

Je hebt 1 minuut de tijd om deze opdracht te maken.




timer
1:00

Slide 33 - Diapositive

Maar... is een antoniem wel altijd mogelijk?
Wat is bijvoorbeeld een antoniem van...
a. Lantaarnpaal
b. Stoplicht
c. Mol
d. Klok
e. Computer
f. Nederland

Uiteraard is er hier geen goed of fout, gebruik je creativiteit!  Schrijf op in je schrift.
Als je meerdere weet, schrijf deze dan ook op. 
timer
3:00

Slide 34 - Diapositive

Antoniem-battle
In 1 minuut verzin je in je tweetal zoveel mogelijk antoniemen. (licht - donker, zwart - wit)
 Je mag internet gebruiken. Schrijf ze op in je schrift. 


timer
2:00

Slide 35 - Diapositive

Antoniem-battle
De battle:
Per tweetal mag je in 30 seconden zoveel mogelijk antoniemen proberen te raden.
Wat is het antoniem van licht? --> donker

Welk tweetal heeft de hoogste score na 30 seconden? 


timer
0:30

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Geef me de inhoud van de kas!

Ging dit over een...
A
homoniem
B
synoniem
C
antoniem

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Diapositive

Wat zag je op de vorige foto?
En is dit een homoniem, synoniem of antoniem?

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Diapositive