woordsoorten extra herhalen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom

Tas op de grond en telefoon weg.

Pak je boeken, schrift en pen.

Leg je huiswerk klaar

Ga lezen in jouw leesboek 

(binnen 2 minuten is het stil)

Lezen

lesopbouw

• lezen
• huiswerk
• wat weet je al
  
• doel
• oefening
• zelfstandig werken
  
• afsluiting

Wat weet je al?

We hebben geleerd dat je woorden kan verdelen in verschillende groepen. Elke groep woorden heeft een naam.

Lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Bijvoegelijk naamwoord

Werkwoord

Wat weet je al?

1. Een man werd pas geweigerd in Legoland.
2. Hij had namelijk geen kind bij zich.
3. De man had in zijn leven vijftigduizend legosteentjes verzameld.
4. Daarom wilde hij Legoland graag met eigen ogen zien.

Doel

Aan het eind van de les ken je vier woordsoorten: 

lidwoord

zelfstandig naamwoord

bijvoegelijk naamwoord

werkwoord

lidwoord

Er zijn drie lidwoorden: de - het - een

Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.

       De man fietst door de straat.

       Ik zie het!

Bepaalde lidwoorden: de + het

Onbepaalde lidwoord: een

zelfstandig naamwoord

Een zelfstandig naamwoord is een woord voor:

mensen - leerlingen, tante

dieren - hamster, olifant

planten - tulp, eik 

dingen - fietsband, mobieltje 

namen - Den  Haag, Lieke

begrippen - liefde, respect

bijvoegelijk naamwoord

Een bijvoegelijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoegelijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.

bijvoegelijk naamwoord

Een bijvoegelijk naamwoord staat vaak voor of achter een zelfstandig naamwoord:

de snelle auto - de auto is snel

het blauwe glas - het glas is blauw

het enorme pretpark -

de mooie rode broek - 

werkwoord

Een werkwoord is een doe-woord. 

lopen - staan - moeten - opruimen --> hele werkwoorden

In een zin kan de vorm veranderen: 

kiezen: kies - kiest - koos - kozen - gekozen

werkwoord

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.

Ik loop naar school.

Ik ben naar school gelopen.

Ik zou naar school zijn gelopen.

Het meisje gaf de prachtige ketting aan een goede vriendin.

opdracht

• Werk in tweetallen en zoek de woordsoorten in de tekst
• Om de beurt moet je een woord benoemen (kleuren/onderstrepen)
• Rood - lidwoord
• Blauw - zelfstandig naamwoord
• Geel - werkwoord
• Groen - bijvoegelijk naamwoord
• Als de tijd om is bekijk je met een ander tweetal of jullie antwoorden hetzelfde zijn en verbeter je de foute antwoorden.

zelfstandig werken

blz. 170

opdracht 2 + 6 + 9

Aflsuiting

Maak een zelfstandig naamwoord 

met de laatste letter van het vorige woord.