3.3 Een welvarende tijd

3.3 een welvarende tijd
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.3 een welvarende tijd

Slide 1 - Diapositive

Weet je het nog?
  • WO 1 is in 1918 afgelopen
  • Veel landen in Europa hebben enorme schade
  • De kaart van Europa ziet er anders uit: er zijn nieuwe landen bijgekomen




Slide 2 - Diapositive

Hoe gaat het met de economie na de WO1 (1920)?

Slide 3 - Diapositive

Hoe gaat het nu verder?
  • Na de oorlog worden landen weer opgebouwd
  • De jaren ‘20 zijn voor veel landen een welvarende tijd
  • Vooral in de VS gaat het economisch goed: sterkste industrieland

Na de Eerste Wereldoorlog willen mensen genieten van het leven:
- feesten
- dansen (nieuwe muzieksoort Jazz)
- vrouwen gaan zich anders kleden en gedragen
- veel geld uitgeven aan leuke dingen 

Slide 4 - Diapositive

De VS in de jaren '20
  • De VS werden begin 20e eeuw het sterkste industrieland ter wereld
  • Henry Ford maakt auto’s met de lopende band: een nieuwe manier van produceren
  • De welvaart in de VS nam enorm toe in de jaren '20
  • Er ontstond een 'consumtiemaatschappij'
  • Veel mensen kopen “op krediet”

Slide 5 - Diapositive

Krediet

- Mensen kochten spullen op lening / afbetaling


De bank schoot het geld voor


--> Geld moest rollen!

Slide 6 - Diapositive

De VS als eerste consumptiemaatschappij
  • De Amerikanen produceerden sneller en goedkoper dan de Europeanen
  • De Amerikaanse economie bloeide op en de welvaart nam toe
  • Keukenapparatuur, stofzuigers, radio's, auto's en andere luxeartikelen kochten mensen. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Hoe veranderde de Amerikaanse cultuur?

Slide 9 - Diapositive

De jaren 20 werden de roaring 20's genoemd in de VS. 
Er was tijd en geld genoeg om naar feesten, bioscopen etc te gaan.
De mentaliteit van Amerikanen veranderd. 
Manier van denken. Amerikanen wilden niet meer zuining zijn, maar  geld uitgeven!
Conservatieven amerikanen waren het niet met deze mentaliteit eens. 
Conservatief: iemand die in de politiek streeft naar oude toestanden. Zij waren tegen het gebruik van alcohol en feesten. 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Hoe werd Italië een totalitaire dictatuur?

Slide 12 - Diapositive

- Na WO1 was Italië een parlementaire democratie net als nederland.

-In 1922 werd Mussolini,  regeringsleider.  (Zie filmpje !)

-Niemand mocht wat inbrengen en Italie werd een totalitaire dicatuur. 

-Mussolini werd een grote leider : Il ducce 



Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Slide 15 - Lien

Hebben we goed opgelet?

Slide 16 - Diapositive

Waarom werden de jaren '20 de 'Roaring Twenties' genoemd?
A
Er werd veel gedanst
B
Er werd veel gerookt
C
Het was een levendige tijd
D
Kopen op afbetaling kwam opzetten

Slide 17 - Quiz

Wat is géén kenmerk van de Roaring Twenties?
A
Jazz.
B
Sport arenas.
C
Consumptie.
D
Jukebox.

Slide 18 - Quiz

Bestudeer eerst
de bron.

Welk begrip past
het beste bij de
bron?
A
consumptiemaatschappij
B
depressie
C
krediet
D
New Deal

Slide 19 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met:
Krediet
A
Dat je neutraal bent
B
Dat er aan twee kanten wordt gevochten
C
Een lening
D
Een televisie-omroep

Slide 20 - Quiz

Wat was een oorzaak van Amerikanisering?
A
de consumptiemaatschappij
B
de wederopbouw
C
de jongerencultuur
D
het marshallplan

Slide 21 - Quiz

Welk woord past bij de omschrijving
Iemands manier van denken en doen,
A
geest
B
cultuur
C
mentaliteit
D
gedrag

Slide 22 - Quiz

Herhaling!
Waar streefden de conservatieve liberalen naar?
A
De conservatieve liberalen wilden dat alles bij het oude bleef.
B
De conservatieve liberalen wilden dat ook het bijzonder onderwijs betaald werd.
C
De conservatieve liberalen wilden dat er algemeen kiesrecht kwam.
D
De conservatieve liberalen wilden dat vrouwen gelijke rechten hadden als mannen.

Slide 23 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met:
Krediet
A
Dat je neutraal bent
B
Dat er aan twee kanten wordt gevochten
C
Een lening
D
Een televisie-omroep

Slide 24 - Quiz


Gebruik de bron
→Welke ideologie (=manier van denken) herken je in de bron?

A
fascisme
B
antisemitisme

Slide 25 - Quiz

Wie was de bedenker van het fascisme?
A
Benny Mussolini
B
Bert Mussolini
C
Benito Mussolini
D
Bernard Mussolini

Slide 26 - Quiz

Mussolini was een:
A
Nazi
B
Democraat
C
Dictator
D
Racist

Slide 27 - Quiz

Hoe noem je politieke reclame?
A
propaganda
B
persoonverheerlijking
C
interbellum
D
totalitairisme

Slide 28 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij het Facisme?
A
Democratisch bestuur
B
Nationalisme
C
Persoonsverheerlijking
D
Geweld

Slide 29 - Quiz

Waar zorgde de hogere lonen voor?
A
Meer huizen
B
Meer sparen
C
Meer banen
D
Consumptiemaatschappij

Slide 30 - Quiz