Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Grammatica - woordsoorten en zinsdelen
Donderdag 15/12
Uitleg woordsoorten en zinsdelen
Oefenen
1 / 23
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
23 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Donderdag 15/12
Uitleg woordsoorten en zinsdelen
Oefenen
Slide 1 - Diapositive
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
Slide 2 - Diapositive
Lidwoorden
Onbepaald (olw)
Een
Bepaald (blw)
De
Het
Slide 3 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden
Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoelens
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
Eigennamen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...
Slide 4 - Diapositive
Zelfstandige naamwoorden
Enkelvoud en meervoud:
mens-mensen
Verkleinwoord
: huis-huisje
De, het of een
: de kat, het fietspad, een schoolgebouw
Slide 5 - Diapositive
Welk antwoord is een onbepaald lidwoord?
A
de
B
een
C
het
D
die
Slide 6 - Quiz
Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
hout
B
fiets
C
aardig
D
Amsterdam
Slide 7 - Quiz
Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord:
- meestal vóór, soms ná het zelfstandig naamwoord
- korte en lange vorm (mooi - mooie)
- trappen van vergelijking (mooi - mooier - mooist)
- sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Zegt van welke stof iets is gemaakt:
- een
gouden
oorbel
- een
houten
stoel
- een
katoenen
shirt
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en.
De
mooie
film.
Die film is
mooi
en heel erg
beroemd
!
Slide 8 - Diapositive
Werkwoorden
Zelfstandig werkwoord (zww)
Het zww geeft aan wat het onderwerp doet, meemaakt of wat er gebeurt.
In een zin staat maar één zww
Staat er in de zin maar één werkwoord? Dan is dat een zww!
Hulpwerkwoord (hww)
Een hww komt alleen voor in een zin met meer dan één werkwoord.
Helpt om het gezegde te maken!
Staat meestal vooraan in de zin.
Slide 9 - Diapositive
Wat is het zww?
Jij moet volgende keer echt je woordjes beter leren!
A
leren
B
moet
C
beter
D
je
Slide 10 - Quiz
Wat is het zww?
Ik wil ooit een keer parachutespringen!
A
ooit
B
wil
C
keer
D
parachutespringen
Slide 11 - Quiz
Waar of niet waar?
Een zelfstandig werkwoord heeft altijd een hulpwerkwoord nodig.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat zijn de hww?
Als je wil schaatsen, moet het echt wel harder vriezen!
A
wil, schaatsen
B
schaatsen, moet
C
schaatsen, vriezen
D
wil, moet
Slide 13 - Quiz
Grammatica
Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Slide 14 - Diapositive
Persoonsvorm
Ik koop een roze koek.
Tijd:
Ik
kocht
een roze koek.
Persoon:
Frank
koopt
een roze koek.
Getal:
De zusjes
kopen
een roze koek.
Vraag:
Koop
ik een roze koek?
De werkwoorden in de zin delen rollen uit.
Slide 15 - Diapositive
Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.
Kijk welk deel voor de persoonsvorm kan.
Dit deel is dan een zinsdeel.
Slide 16 - Diapositive
Het onderwerp/1e rol
Het onderwerp is iemand of iets die iets
doet
in de zin.
Je kan het antwoord vinden door te vragen:
Wie/wat + pv?
Slide 17 - Diapositive
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in de zin.
Werkwoorden geven aan wat iemand
doet
.
Slide 18 - Diapositive
Het lijdend voorwerp/2e rol
Het lijdend voorwerp is iemand of iets die iets
ondergaat
in de zin.
Je kan het antwoord vinden door te vragen:
Wie/wat + pv + ow?
Slide 19 - Diapositive
Wat is het onderwerp?
De boeken vielen van de plank.
A
de boeken
B
vielen
C
van de
D
plank
Slide 20 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik besloot een Iphone te kopen
A
besloot
B
besloot kopen
C
besloot te kopen
D
besloot een Iphone
Slide 21 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
Ik besloot een iPhone te kopen.
A
Ik
B
besloot
C
een iPhone
D
kopen
Slide 22 - Quiz
Nog meer oefenen?
Zie Classroom. Maak gebruik van de oefeningen in Grammatica 1 en 2 in PLOT26 en www.cambiumned.nl
Slide 23 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Zinsleer - herhaling
Mai 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
Avril 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
L11 Zinsdelen
Avril 2024
- Leçon avec
49 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
Septembre 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Grammatica woordsoorten H3: werkwoord les 2
Mars 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten H3: werkwoord les 2
Mars 2021
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Woordsoorten (zn/bn//hww/zww/kww/lidwoord)
Mars 2021
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten
Juin 2020
- Leçon avec
17 diapositives
Middelbare school
havo
Leerjaar 1