Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Grammatica woordsoorten
Hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord
Slide 1 - Diapositive
Doel van de les
Aan het einde van de les kun je het verschil zien tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord.
Slide 2 - Diapositive
Woordsoorten tot nu toe
zelfstandig naamwoord (eigennaam)
lidwoord (onbepaald, bepaald en geen lidwoord)
bijvoeglijk naamwoord (stoffelijk)
werkoord (hulpwerkwoord en zelfstandig werkwoord)
Slide 3 - Diapositive
Dansen, fietsen, bewegen
Grote, lieve, kleine, roze
Utrecht, Martijn, stoel, hond
De, het, een
Werkwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Lidwoord
Slide 4 - Question de remorquage
Terugblik: wat kun je nog vertellen over het hulpwerkwoord en het zelfstandig werkwoord?
Slide 5 - Question ouverte
Theorie: zelfstandig werkwoord (zww)
Zelfstandig werkwoord
belangrijkste werkwoord van een zin
heeft een duidelijke betekenis
één werkwoord in de zin: altijd zww
bij meerdere werkwoorden: vaak achteraan in de zin
Ik koopeen brood bij de bakker.
Bij de bakker heb ik gisteren een brood gekocht.
Slide 6 - Diapositive
Theorie: hulpwerkwoord (hww)
Hulpwerkwoord
komen voor bij in zinnen met meer dan één werkwoord
'helpen' de zin te maken
kunnen, morgen, hebben, zijn, worden, zullen
er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan (ook pv!)
Bij de bakker heb ik gisteren een brood gekocht.
Bij de bakker heb ik een broodje kunnen kopen.
Slide 7 - Diapositive
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij
heeft
weer
niet
geluisterd.
Slide 8 - Question de remorquage
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij
kocht
het
mooie
cadeau.
Slide 9 - Question de remorquage
Antwoorden opdracht 1 blz. 90
1 wil – gaan – bungeejumpen (zww) 2 moet – gaan – vriezen (zww) 3 Had – kunnen – bewaren (zww) 4 zal – willen – zorgen (zww) 5 zou – gegeten (zww) – hebben 6 moet – doen (zww)
Slide 10 - Diapositive
Opdrachtje: maak 2 zinnen met het werkwoord 'hebben'. In zin 1 is 'hebben' een zww, in zin 2 is 'hebben' een hww.
Slide 11 - Question ouverte
Opdracht 2 maken
Maak opdracht 2 op blz. 91. Lees goed wat je moet doen.
10 minuten de tijd
Gebruik je aantekeningenschrift als je er niet uitkomt.
Ben je klaar? Dan mag je beginnen aan opdracht 3 op blz. 91
Slide 12 - Diapositive
Antwoorden opdracht 2
1) a vieren b wordt c heeft d kunnen
2) a zww = vieren b hww = wordt; zww = herdacht c hww = heeft; zww = uitgeroepen d hww = kunnen; zww = spreken
Slide 13 - Diapositive
Antwoorden opdracht 3
eigen antwoorden, bijvoorbeeld
Joost van den Vondel zou tot de grote dichters uit de Gouden Eeuw moeten behoren.
Vanmorgen heeft de favoriete Nederlandse coureur de Grand Prix van Monaco kunnen winnen.
Wanneer mag de Belastingdienst de toeslagen uitbetalen?
Deze website heeft gebruikgemaakt van cookies na instemming van de bezoeker.