Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Wat gaan we doen?
Uitleg vermogen
Oefenen met vermogen
Zelfstandig aan het werk
Je hebt nodig: Laptop en je rekenmachine
Slide 1 - Diapositive
Vermogen (= een grootheid)
Hoeveel elektrische energie er per seconde door een apparaat wordt omgezet naar een ander soort energie.
(blz. 165 aanpassen)
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Vermogen (vervolg)
Hoe groter het vermogen, hoe meer energie het apparaat nodig heeft.
Eenheid van vermogen: Watt (afgekort als W)
1000 W = 1 kilowatt (kW)
1 W = 0,001 kW
Slide 4 - Diapositive
Vermogen (vervolg)
Is afhankelijk van de stroomsterkte en de spanning.
Stroomsterkte is de snelheid dat de elektrische lading door de kabels gaat.
Spanning is hoeveel elektrische lading er tegelijkertijd door de kabels heen wordt geduwd.
Slide 5 - Diapositive
Modelvoorbeeld
De windsnelheid moet je zien als de ‘stroomsterkte’
De hoeveelheid wind per oppervlak van de molen zien als de ‘spanning’
Hoe meer wind en/of hoe sneller de wind, hoe sneller het molentje draait
Slide 6 - Diapositive
Vermogen (samengevat)
Is de hoeveelheid energie dat een apparaat omzet per seconde.
Heeft een eenheid Watt (W).
Zal groter worden wanneer de spanning groter wordt.
Zal groter worden wanneer de stroomsterkte groter wordt.
Slide 7 - Diapositive
Vermogen (formule)
Vermogen = spanning x stroomsterkte
Slide 8 - Diapositive
Voorbeeld opgave
Een televisie aangesloten op het stopcontact heeft een stroomsterkte van 2,2 ampère
Wat is het vermogen van de tv?
Slide 9 - Diapositive
Uitwerking opgave
Gegeven:
Stroomsterkte = 2,2 A
Spanning = 230 V
(want dat levert het stopcontact)
Gevraagd:
Vermogen = ?
Formule:
vermogen = spanning x stroomsterkte
Invullen formule:
Vermogen = 230 x 2,2 = 506 W
Antwoord:
De tv levert een vermogen van 506 W
Slide 10 - Diapositive
Klein vermogen
Groot vermogen
Wasmachine
Playstation
Stofzuiger
Tv
Waterkoker
Slide 11 - Question de remorquage
Hoeveel watt is 2 kW?
A
22 W
B
200 W
C
2000 W
D
20000 W
Slide 12 - Quiz
Hoeveel kW is 3600 Watt?
A
3,6 kW
B
36 kW
C
3600000 kW
D
360 kW
Slide 13 - Quiz
timer
2:00
A
Klopt
B
Klopt niet
Slide 14 - Quiz
Zelfstandig werken
Je gaat aan de slag met de opdrachten van paragraaf 4.4
Deze maak je online of tik je over vanuit je schrift in de online methode
(leerlingen met mavo keuze hebben nog 1 extra vraag)
Slide 15 - Diapositive
Met de spanning en de stroomsterkte bereken je het vermogen. Geef de formules voor het berekenen van de spanning en de stroomsterkte wanneer je het vermogen gebruikt. (mavo leerlingen)
timer
2:00
Slide 16 - Question ouverte
Zelfstandig werken
Je gaat aan de slag met de opdrachten van paragraaf 4.4
Deze maak je online of tik je over vanuit je schrift in de online methode
(leerlingen met mavo keuze hebben nog 1 extra vraag)