Verwijswoorden

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
1 / 11
suivant
Slide 1: Quiz
Middelbare schoolLeerjaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 1 - Quiz

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 2 - Quiz

Verwijswoorden gebruik je in een tekst omdat
A
verwijswoorden handig zijn om te gebruiken
B
het lezen hierdoor gemakkelijker wordt
C
de schrijver niet steeds hetzelfde woord wil gebruiken
D
de schrijver lui is

Slide 3 - Quiz

De kinderen gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?
A
De kinderen
B
Groep 5
C
Werk
D
Verwijswoorden

Slide 4 - Quiz

Welke verwijswoorden horen bij iets in het meervoud?
A
hij; deze; die
B
hier; daar; er
C
ze; zij; deze; die
D
het; dit; dat

Slide 5 - Quiz

De kinderen gaan zometeen hard aan het werk. Ze hebben geleerd hoe ze verwijswoorden kunnen herkennen en toepassen in een zin.

Waar verwijst “ze” naar?
A
De kinderen
B
Groep 5
C
Werk
D
Verwijswoorden

Slide 6 - Quiz

Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst genoemd is.
Onze loop loopt mank, maar hij is ook al oud.
Wat is het verwijswoord?
A
hij
B
is
C
al
D
hond

Slide 7 - Quiz

ik weet nu hoe ik verwijswoorden kan vinden en uitleggen wat ze betekenen
A
ja
B
bijna
C
een beetje
D
snap er niets van

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo