T3 Les van 12 décembre 2020

T3
Doorloop de hele lesson-up
schakel over naar magister opdrachten
leer je vocabulaire in de les
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

T3
Doorloop de hele lesson-up
schakel over naar magister opdrachten
leer je vocabulaire in de les

Slide 1 - Diapositive

Futur Proche

ik ga fietsen]
jij gaat dansen
hij gaat maken
wij gaan kerst vieren
jullie gaan leren
zij gaan eten
Futur Simple

ik zal fietsen
jij zal dansen
hij zal dansen
wij zullen kerst vieren
jullie zullen kerst vieren
zij zullen kerst vieren

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Tu ...................... de la pizza.
(Futur proche)
A
vas manger
B
manges

Slide 4 - Quiz

In welke tijd staat de volgende zin?
'Je vais prendre.'

A
futur proche
B
futur simple

Slide 5 - Quiz

Nous allons au bowling ce soir.
A
Futur simple
B
Futur proche

Slide 6 - Quiz

Om de futur proche te maken, gebruik ik het werkwoord:
A
avoir
B
faire
C
aller

Slide 7 - Quiz

Nous................... à Lille (futur proche)
A
allons habiter
B
habitons
C
avons habité
D
habiterons

Slide 8 - Quiz

ils - avoir (futur proche)
A
ils font avoir
B
ils avoirent
C
ils vont avoir
D
ils sommes avoir

Slide 9 - Quiz

Futur PROCHE
Vous ............. (être)
A
allez être
B
serez
C
allez serez
D
êtes

Slide 10 - Quiz

Nu blijft er nog één tijd over: de futur
Wat is het verschil tussen de Futur Proche en de Futur Simple?

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Le futur simple
De uitgangen van de futur simple komen bij regelmatig werkwoorden achter het hele werkwoord.
Uitleg futur simple door TAS

Slide 13 - Diapositive

Ik kan de futur simple herkennen.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Grammaire: le futur 
 1- Je vormt de futur in het Nederlands met
onderwerp + 1 vorm van zullen + het hele werwoord
Welke tijd is dat in het Nederlands?
De futur (simple) is de tijd die je gebruikt om te zeggen dat iets nog zal gebeuren.
2- Je vormt de futur (simple) in het Frans met:
onderwerp+ infinitief+ uitgangen van avoir in de présent 

timer
2:00

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Onregelmatige WW
- krijgen een andere stam om de futur mee te maken

Être.       wordt SER           Ser + ai/as/a/ons/ez/ont
Avoir.      wordt AUR.         AUR + ai/as/a/ons/ez/ont
Faire       wordt Fer.           Fer + ai/as/a/ons/ez/ont
Aller.        wordt IR              IR + + ai/as/a/ons/ez/ont
Uitleg futur simple

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Heb je de futur proche en de futur simple begrepen? 
Maak de exercices van Grammaire C van Chapitre 3

Slide 19 - Diapositive

Weektaak Grandes Lignes
Je gaat nu verder met Grandes Lignes

C1: Regarder E + uitleg grammaire A
hebben wij maandag gedaan

C2: Grammaire C
is af na deze les vrijdag  decembre
C3: Phrases-clés D ga je lezen en luisteren, maak de exercices
Je leert Phrases clés goed

Bron E  vragen zijn af, de film hebben we samen gekeken



Slide 20 - Diapositive

VOCABULAIRE
Lees alle voca A, B e n C, en oefen op Quizlet, wie zet welke lijsten erop? 
Klas T3 Frans TAS

Slide 21 - Diapositive



Merci!
Et bon week-end:-)

Slide 22 - Diapositive