MODULE 2 Persoonsvorm

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
- Elke zin heeft een persoonsvorm
- Een persoonsvorm is altijd een werkwoord
- verleden tijd: het woord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 3 - Diapositive

Wat is waar?
A
Een persoonsvorm is een werkwoord
B
Niet elke zin heeft een persoonsvorm
C
Elk werkwoord is een persoonsvorm
D
Een zin kan meerdere persoonsvormen hebben

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?: "Katinka loopt naar de markt om brood te halen."
A
halen
B
brood
C
markt
D
loopt

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?: "Mark werkt op een basisschool als conciërge."
A
conciërge
B
Mark
C
werkt
D
als

Slide 6 - Quiz

"Charlotte wil graag haar nieuwe laarsjes aan naar school morgen."
A
graag
B
wil
C
Charlotte
D
morgen

Slide 7 - Quiz

"Ashley maakt een kaart voor haar vriendin."
A
maakt
B
Ashley
C
voor
D
haar

Slide 8 - Quiz

"Joris heeft vorige week twintig posters gekocht voor aan zijn muur."
A
heeft
B
posters
C
gekocht
D
twintig

Slide 9 - Quiz

"Ingrid fietste gisteren door de stromende regen naar haar werk."
A
gisteren
B
fietste
C
stromende
D
naar

Slide 10 - Quiz

"Nicole heeft morgen een belangrijke presentatie."
A
Nicole
B
morgen
C
heeft
D
belangrijke

Slide 11 - Quiz

Zet de zin in een andere tijd: "Mevrouw Kraai zingt altijd vals tijdens de voorstelling."

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd

Slide 13 - Question de remorquage