Leesstrategieën, VIA Vervolg thema 4 Muziek
1 / 15
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke leesdoelen ken je?
Slide 2 - Question ouverte
informeren
overtuigen
instrueren
nieuwsbericht
reclamefolder
gebruiksaanwijzing
recept
etiketten
Slide 3 - Question de remorquage
Slide 4 - Diapositive
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 5 - Question ouverte
Wat is het doel van de tekst?
A
instrueren hoe je carnaval moet vieren
B
overtuigen om feest te vieren
C
informeren over het carnavalsfeest
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
In regel 10 staat:
De burgemeester overhandigt de sleutel van de stad of het dorp dan aan Prins Carnaval.
Wat betekent overhandigen?
De burgemeester overhandigt de sleutel van de stad of het dorp dan aan Prins Carnaval.
Wat betekent overhandigen?
A
geven
B
pakken
C
verkopen
Slide 8 - Quiz
In regel 11 staat:
Maar die is natuurlijk niet echt de baas.
Wie of wat wordt bedoeld met die?
Maar die is natuurlijk niet echt de baas.
Wie of wat wordt bedoeld met die?
A
de burgemeester (regel 10)
B
de stad of het dorp (regel 10)
C
Prins Carnaval (regel 10)
Slide 9 - Quiz
Kijk in het stukje Vooral in het zuiden. Waarom wordt carnaval vooral in het zuiden van Nederland gevierd?
Slide 10 - Question ouverte
Kijk in het stukje 'Begin van de vastentijd'.
Welke van de volgende zinnen is waar, volgens de tekst?
Welke van de volgende zinnen is waar, volgens de tekst?
A
De vastentijd begint na carnaval.
B
De vastentijd begint na het paasfeest.
C
De vastentijd is veertig dagen voor carnaval.
D
In de vastentijd mag je veertig dagen niet eten.
Slide 11 - Quiz
In regel 27-28 staat:
Sommige mensen houden zich nog aan de vastentijd.
Wat betekent zich houden aan?
Sommige mensen houden zich nog aan de vastentijd.
Wat betekent zich houden aan?
A
alle dingen regelen voor een groot feest
B
de regels en afspraken van iets volgen
C
honger hebben maar niets mogen eten
Slide 12 - Quiz
Welke tradities horen bij carnaval? Noem vier tradities die in de tekst staan.
