57. Blok 8, week 2, les 8 en dictee 7 bijvoeglijk gebruikt voloooitd deelwoord

Werkwoord: verhuizen

De buurman heeft zijn spullen ......
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist
1 / 56
suivant
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 56 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Werkwoord: verhuizen

De buurman heeft zijn spullen ......
A
Verhuist
B
Verhuisdt
C
Verhuisd
D
Geverhuist

Slide 1 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

bereiken
A
bereikt
B
bereikd
C
bereken

Slide 2 - Quiz

lesdoel
Ik kan het voltooid deelwoord van zwakke (klankvaste) werkwoorden correct schrijven.

Slide 3 - Diapositive

voltooid deelwoord
Zwakke werkwoorden

bellen - belden - heb gebeld
poetsen - poetsten - heeft gepoetst
koken - kookten - heeft gekookt



Slide 4 - Diapositive

Voltooid Deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met
be-, ge-, ver- of ont-.
Een voltooid deelwoord eindigt op: 
Zwakke werkwoorden: -t of -d
Sterke werkwoorden: -t of -en en soms -d

Slide 5 - Diapositive


Slide 6 - Question ouverte

werkwoord: timmeren
Ik timmer. Ik heb ................
VD

Slide 7 - Question ouverte

werkwoord: werken
Ik werk. Ik heb ................
VD

Slide 8 - Question ouverte

werkwoord: bukken
Ik heb ................
VD

Slide 9 - Question ouverte

werkwoord: dromen
Ik heb ................
VD

Slide 10 - Question ouverte

werkwoord: durven
Hij heeft ................
VD

Slide 11 - Question ouverte

werkwoord: reizen
Wij hebben ................
VD

Slide 12 - Question ouverte

werkwoord: proeven
De saus wordt door de kok ................
VD

Slide 13 - Question ouverte

werkwoord: landen
Het vliegtuig is ......
VD

Slide 14 - Question ouverte

werkwoord: sporten
Heb jij ...... ?
VD

Slide 15 - Question ouverte

werkwoord: testen
Ik heb het programma ...... ?
VD

Slide 16 - Question ouverte

werkwoord: bonzen
Er wordt op de deur ...... ?
VD

Slide 17 - Question ouverte

werkwoord: bonzen
Er wordt op de deur ...... ?
VD

Slide 18 - Question ouverte

Wat weet jij over sterke werkwoorden.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 23 - Question ouverte

lesdoel
Ik leer de voltooid deelwoorden van sterke woorden te herkennen.

Slide 24 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 26 - Question ouverte

TIP!
Gebruik je wisbord!
Maak een zin in de TT, de VT en dan het VD

WERKWOORD: BLAZEN
TT:  Ik blaas de ballon op
VT: Ik blies de ballon op
VD: Ik heb de ballon opgeblazen


Slide 27 - Diapositive

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 30 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 31 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 32 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 33 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 35 - Question ouverte


Slide 36 - Question ouverte


Slide 37 - Question ouverte


Slide 38 - Question ouverte


Slide 39 - Question ouverte


Slide 40 - Question ouverte


Slide 41 - Question ouverte

Lesdoel

Ik kan het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden correct spellen.

Slide 42 - Diapositive

Mats heeft het cadeau ingepakt.

Mats geeft het ingepakte cadeau aan de juf.

Slide 43 - Diapositive

Wij hebben de wedstrijd gewonnen.



Wij hebben de tekening betaald.
De ........... wedstrijd.




De ......... rekening.

Slide 44 - Diapositive

Gebruik je een volooid deelwoord bijvoeglijk, dan komt er vaak een -e- achter het voltooid deelwoord.

Slide 45 - Diapositive

Wanneer het voltooid deelwoord op –en eindigt, dan schrijf je het als bijvoeglijk naamwoord hetzelfde.

Slide 46 - Diapositive

Het water is bevroren.
Het ........... water.

Slide 47 - Question ouverte

De sommen zijn gemaakt.
De ........... sommen.

Slide 48 - Question ouverte

Ik heb het ijsje geproefd.
Het ........... ijsje.

Slide 49 - Question ouverte

Ik heb de vloer gedweild.
De ........... vloer.

Slide 50 - Question ouverte

Ik heb bloembollen gepoot.
De ........... bloembollen.

Slide 51 - Question ouverte


Slide 52 - Question ouverte


Slide 53 - Question ouverte


Slide 54 - Question ouverte


Slide 55 - Question ouverte

spelling
Thema 8
week 2
les 8 - alle opgaven 10 x plussen

dictee 7

Slide 56 - Diapositive