H-Woordvolgorde in hoofd- en bijzin

Wortfolge Haupt- und Nebensatz
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wortfolge Haupt- und Nebensatz

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Deze zinnen kan je meestal makkelijk
vanuit het Nederlands vertalen ...

(In de volgende voorbeelden staat het onderwerp blauw en de persoonsvorm rood aangegeven)

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Er volgen nu twee mogelijkheden
voor samengestelde zinnen:


- een verbinding van hoofdzinnen met een voegwoord
- een verbinding van hoofd- en bijzin met een voegwoord

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Ich habe einen Bruder und du hast eine Schwester.
Welke woorden zijn onderw. en persv.?
A
ich, hast, Bruder, Schwester
B
ich, habe, Schwester, hast
C
ich, habe, du hast

Slide 10 - Quiz

Ihr möchtet ins Kino gehen, aber ihr habt keine Zeit.
Welke woorden zijn onderw. en persv.?
A
ihr, gehen, ihr habt
B
ihr, möchtet, ihr, habt
C
ihr, möchtet gehen, ihr, habt

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Ich hatte keine Zeit, weil ich zum Zahnarzt musste.
Schrijf de persoonsvormen en onderwerpen op:

Slide 15 - Question ouverte

Er sagte mir, dass er hierzu keine Lust hatte.
Schrijf de persoonsvormen en onderwerpen op:

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Diapositive

Übersetze ins Deutsche:
Wij kopen een nieuw huis, maar het is duur.

Slide 20 - Question ouverte

Übersetze ins Deutsche:
Ik draag een jas, want het is koud.
(> weil)

Slide 21 - Question ouverte

Übersetze ins Deutsche:
Wil jij een pizza of wil je liever een lasagne? (>möchten)

Slide 22 - Question ouverte

Übersetze ins Deutsche:
Hij gaat naar huis, want hij is klaar.

Slide 23 - Question ouverte

Hast du dein Lernziel erreicht?
(je kent de juiste woordvolgorde in Duitse zinnen)
A
Ja, ich verstehe es!
B
Ja, ich kann es auch jemanden erklären.
C
Ich finde es noch schwierig, aber übe noch!
D
Nein, ich verstehe es noch nicht.

Slide 24 - Quiz